Perioperatieve behandeling met neoadjuvant nivolumab + chemotherapie en adjuvant nivolumab lijkt een verbetering te geven van de event free survival (EFS) in vergelijking met enkel neoadjuvant nivolumab plus platinabevattende chemotherapie bij patiënten met resectabel niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC).1 Dit blijkt uit een vergelijkende analyse van de CheckMate 77T-studie en de CheckMate 816-studie, die op WCLC 2024 is gepresenteerd. Longarts dr. Robin Cornelissen (Erasmus MC) licht deze analyse toe. (Neo)adjuvante behandeling is onlangs opgenomen in de richtlijn voor de behandeling van NSCLC.
De gepresenteerde analyse springt in op een hiaat in de literatuur: er is bij patiënten met resectabel NSCLC geen gerandomiseerde klinische studie gedaan naar de vergelijking tussen perioperatieve immuuntherapie en neoadjuvante immuuntherapie. Zodoende was het niet duidelijk wat de potentiële bijdrage is van adjuvante immuuntherapie. Een vergelijkende analyse van de twee genoemde studies zou hierin meer inzicht kunnen geven.1
Om deze analyse te kunnen plaatsen, moeten we beginnen bij de huidige standaardbehandeling van resectabel NSCLC, zo stelt Cornelissen. ‘Bij stadium II tot IIIA en een PD-L1 ≥ 1 procent (7e TNM) is dat neoadjuvant nivolumab en op platina gebaseerde chemotherapie, gevolgd door chirurgie. De basis hiervoor is de fase 3 CheckMate 816- studie. Dit is tot nog toe de enige neoadjuvante fase 3- studie met geregistreerde behandeling.’ Daaruit bleek dat de resultaten voor de EFS en pathologisch complete respons (pCR) bij de meeste subgroepen beter waren bij neoadjuvant nivolumab plus chemotherapie dan bij neoadjuvant chemotherapie. De EFS bedraagt respectievelijk 31,6 maanden en 20,8 maanden en de pCR respectievelijk 24,0 procent en 2,2 procent. Hierbij werd EFS gedefinieerd als de tijd vanaf randomisatie tot progressie van de ziekte vóór de operatie, progressie of herhaling van de ziekte na de operatie, progressie bij patiënten zonder operatie, of overlijden door welke oorzaak dan ook.
Het optreden van behandelingsgerelateerde bijwerkingen van graad 3 en 4 verschilde nauwelijks tussen de twee groepen: respectievelijk 33,5 procent en 36,9 procent.2 Deze resultaten werden bevestigd in een geactualiseerde analyse na vier jaar follow-up, op basis van gegevens tot 23 februari 2024, die werd gepresenteerd op ASCO 2024. Hieruit bleek dat nivolumab in combinatie met chemotherapie de EFS blijvend verbeterde in vergelijking met enkel chemotherapie. De vierjaarspercentages bedragen respectievelijk 49 procent versus 38 procent en de vierjaars overall survival (OS) is respectievelijk 71 procent versus 58 procent. Ook bleek de overleving na vier jaar beter bij patiënten in de nivolumab plus chemotherapie-arm mét een pCR dan zonder pCR: respectievelijk 95 procent en 63 procent.3