De opties voor systemische behandeling van gevorderd/gemetastaseerd niercelcarcinoom zijn de afgelopen jaren fink toegenomen. Het patiëntprofiel speelt een belangrijke rol bij het maken van een keuze uit die opties. Adequaat toxiciteits-en verwachtingsmanagement bevorderen de therapietrouw bij deze zware behandeling, vertelt internist-oncoloog dr. Britt Suelmann (UMC Utrecht).
Vooropgesteld, niet alle patiënten met gevorderd/gemetastaseerd niercelcarcinoom hebben bij diagnose meteen een systemische behandeling nodig. Bij patiënten met een gunstige prognose op basis van de IMDC-criteria (International Metastatic Renal Cell Carcinoma Database Consortium), zonder tumorgerelateerde klachten en/of geen of geringe progressie van de metastasen in de tijd, is active surveillance een goede keuze. Treedt er echter snelle radiologische en/of klinische ziekteprogressie op, dan is actief ingrijpen op zijn plaats. ‘Snelle progressie van niercelcarcinoom is op basis van klachten of het radiologisch beeld vaak goed te herkennen’, stelt Suelmann. Snelle progressie gaat doorgaans gepaard met een sterke afname van de conditie van de patiënt (in weken), anorexie, fors gewichtsverlies en vermoeidheid. ‘Afhankelijk van de locatie van de metastasen, kunnen daar specifieke klachten bijkomen. Bijvoorbeeld een passagestoornis van het voedsel door metastasen in de lymfeklieren rondom de slokdarm, bloed ophoesten bij een longmetastase met ingroei in de omliggende vaatstructuren of ernstige skeletpijn wegens botmetastasen. Hypercalciëmie, forse anemie, een hoog CRP en LDH bijvoorbeeld, kunnen ook aanwijzingen zijn voor een agressief ziektebeloop.’
Is er sprake van snelle progressie bij een patiënt met een gemetastaseerd heldercellig niercelcarcinoom, dan is het aantal opties voor (eerstelijns) systemische behandeling de afgelopen jaren flink toegenomen. Bestond de behandeling voorheen uit monotherapie met een anti-angiogenese tyrosinekinaseremmer (TKI), zoals pazopanib en sunitinib, tegenwoordig omvat het behandelarsenaal ook vormen van duale immuuntherapie of combinaties van immuuntherapie met een TKI (zoals pembrolizumab/axitinib, pembrolizumab/ lenvatinib, nivolumab/cabozantinib en nivolumab/ipilimumab).