Circulerende tumorcellen worden gezien als een belangrijke en relatief makkelijk te bepalen biomarker bij veel vormen van kanker. De sensitiviteit van de huidige test is echter beperkt vanwege het kleine bloedvolume waarin de tumorcellen worden gemeten. Noortje Verschoor onderzoekt bij vrouwen met hormoongevoelig mammacarcinoom of leukaferese de sensitiviteit kan vergroten.
Bij ruim driekwart van de vrouwen met mammacarcinoom is er sprake van een hormoongevoelige tumor. Om bij hen na de primaire behandeling de kans op een recidief te verminderen, krijgen zij een adjuvante behandeling met een oestrogeenreceptorantagonist of een aromataseremmer. ‘Deze antihormoon behandeling is al decennialang de hoeksteen van de behandeling van het hormoongevoelig mammacarcinoom’, vertelt Verschoor. ‘Aanvankelijk duurde die adjuvante endocriene behandeling vijf jaar. We weten nu echter dat bij de helft van de vrouwen die een recidief krijgen, dit gebeurt na die vijf jaar adjuvante therapie. Sindsdien wordt de endocriene behandeling vaak opgerekt tot tien jaar. Dat gebeurt met name bij vrouwen bij wie ten tijde van de diagnose al sprake was van uitzaaiing van de tumor naar een of meer lymfeklieren. Zij hebben namelijk de meeste kans om ook na vijf jaar endocriene therapie nog een recidief te ontwikkelen.’
Echter, van die vrouwen met een verhoogde kans op een laat recidief, ontwikkelt uiteindelijk de meerderheid geen recidief. Verschoor: ‘Dat betekent dat het oprekken van de endocriene adjuvante behandeling voor de meeste vrouwen een vorm van overbehandeling is. Zij ondervinden geen overlevingsvoordeel of voordeel in ziektevrije overleving, maar krijgen wel te maken met de bijwerkingen van de behandeling.’ En die zijn niet gering, des te meer omdat de patiënt er tien jaar last van heeft: een verhoogde kans op trombo-embolie en endometriumcarcinoom, osteoporose, klachten van het houdings- en bewegingsapparaat en klachten op het gebied van seksualiteit, stemming en conditie. Mede daardoor neemt de therapietrouw van veel vrouwen in de loop van de behandeling flink af. Verschoor: ‘We willen daarom graag een methode in handen hebben die betrouwbaar voorspelt welke vrouwen na vijf jaar endocriene therapie nog een verhoogde kans hebben op het ontwikkelen van een recidief.’
Circulerende tumorcellen, kortweg CTC’s, zijn hiervoor mogelijk geschikt. ‘In eerdere studies is een verband gevonden tussen de aanwezigheid van CTC’s na afloop van de vijf jaar endocriene therapie en de kans op het ontwikkelen van een recidief in de jaren daarna. De sensitiviteit van die meting is echter nog gering. Dat heeft vooral te maken met de techniek. Het detecteren van CTC’s gebeurt in een bloedmonster van 7,5 ml. Omdat het lichaam in totaal zo’n vijf, zes liter bloed bevat, zal het aantal CTC’s in dat monster waarschijnlijk niet representatief zijn voor de hoeveelheid in de totale circulatie. Dat blijkt ook uit het feit dat in de genoemde studies bij slechts vijf procent van de patiënten CTC’s gevonden werden, terwijl we weten dat tot dertig procent van de vrouwen na vijf jaar endocriene therapie nog een recidief ontwikkelen.’1