Zowel de IMpower133-studie als de CASPIAN-studie laten zien dat de combinatie van immuuntherapie en chemotherapie als eerstelijns behandeling mogelijk meerwaarde heeft: de overleving verbetert bij patiënten met kleincellig longcarcinoom die niet meer in aanmerking komen voor een in opzet curatieve behandeling. Deze behandelingen zijn echter vooralsnog niet toe te passen in Nederland. Dr. Annemarie Becker en Daphne Dumoulin, longartsen in respectievelijk Amsterdam UMC, locatie VUmc, en het Erasmus MC, werpen hun licht op verschillende studies met immuuntherapie die recent zijn gepubliceerd.
Bij het merendeel van de patiënten met kleincellig longcarcinoom (SCLC) is er ten tijde van de diagnose sprake van (ver)gevorderde ziekte (stadium IV), nog vaak aangeduid als extensive stage SCLC. De 1-jaarsoverleving bij patiënten met SCLC is circa 35 procent.1 ‘De standaard eerstelijns behandeling bij patiënten met extensive stage SCLC is chemotherapie bestaande uit cisplatine of carboplatine gecombineerd met etoposide’, vertelt Dumoulin. ‘De meeste patiënten responderen goed op deze behandeling, maar de duur van de respons is vaak zeer beperkt. Als tweede lijn kan oraal topotecan worden gegeven.’ ‘De mediane algehele overleving bij patiënten met extensive stage SCLC bedraagt zo’n 10 maanden’, vult Becker aan. ‘Deze sombere prognose is de afgelopen 20 jaar nauwelijks verbeterd.’
Langdurige respons
Geen wonder dus dat de komst van immuuntherapie met enthousiasme werd ontvangen. Mogelijk ligt hierin wel een kans om de prognose van mensen met SCLC te verbeteren. Zoals gebruikelijk vinden de eerste studies met een nieuwe therapie plaats bij patiënten voor wie slechts best supportive care de enige optie is. Als onderdeel van de fase I/II-basket studie CheckMate-032 werden 109 patiënten met SCLC in de derde lijn behandeld met nivolumab.2 Dumoulin: ‘Het responspercentage bedroeg 12 procent. Na 18 maanden was 20 procent van de patiënten nog in leven.’ Twee fase III-studies met nivolumab vielen echter negatief uit. Zowel in de CheckMate-331-studie waarbij nivolumab met topotecan als tweedelijns behandeling is vergeleken, als in de CheckMate-451-studie waarbij nivolumab al dan niet gecombineerd met ipilimumab als onderhoudsbehandeling na eerstelijns chemotherapie werd vergeleken met placebo, werd geen significant voordeel van de immuuntherapie waargenomen.3-4 Een fase Ib- en een fase II-studie met pembrolizumab in de tweede lijn, de Keynote-028- en KEYNOTE-158-studie, lieten respectievelijk een overall responspercentage van 33 procent en 19 procent zien.5-6 Dumoulin: ‘In al deze studies met immuuntherapie werden bij een beperkt percentage patiënten ook langdurige responsen waargenomen. Dat is iets wat we met chemotherapie bij SCLC nog nooit hebben gezien. Het suggereert in ieder geval dat er bij een deel van de patiënten met SCLC een rol weggelegd kan zijn voor immuuntherapie.’