Van de patiënten met cutaan plaveiselcelcarcinoom (cPCC) komt slechts een klein deel in aanmerking voor systemische therapie vanwege uitzaaiingen. Maar welke patiënten hebben risico op metastasen? Dermatoloog dr. Marlies Wakkee (Erasmus MC, Rotterdam) doet daar onderzoek naar. ‘Als het lukt om risicopatiënten te selecteren, kunnen we de zorg daar beter op aanpassen.’
De incidentie van cPCC, momenteel 14.000 per jaar, zal naar verwachting de komende tien jaar stijgen met circa 30 procent. Ongeveer twee procent van deze patiënten ontwikkelt uitzaaiingen. Zij ondergaan vaak uitgebreide chirurgie, radiotherapie en een deel van hen komt in aanmerking voor systemische therapie. ‘Nu blijft iedereen met cPCC minimaal vijf jaar onder controle, grotendeels bij de dermatoloog’, zegt Wakkee. ‘Dat heeft grote impact op de dermatologische capaciteit. Daarom willen we patiënten met laag of hoog risico op uitzaaiingen beter kunnen onderscheiden. Mensen met een laag risico kunnen we dan eerder geruststellen. Dan is niet meer bij iedereen het controletraject nodig.’ Belangrijke vraag bij de behandeling van cPCC is dus hoe risicopatiënten kunnen worden geselecteerd. Wakkee heeft daar, samen met Engelse collega’s, onderzoek naar gedaan met data van IKNL.1 Zij vergeleek in hoeverre huidige stadiëringssystemen, zoals van de American Joint Committee on Cancer (AJCC) en het Brigham and Women’s Hospital (BWH), het ontstaan van metastasen kunnen voorspellen. ‘Door koppeling met data van het nationale pathologieregister Palga konden we alle patiënten opvolgen in de tijd. Van patiënten die uitzaaiingen ontwikkelden, hebben we het gearchiveerde tumorweefsel opgevraagd en de tumorkenmerken opnieuw bekeken en vergeleken met een groep zonder uitzaaiingen. We wisten tevens welke patiënten waren getransplanteerd en welke patiënten een hematologische maligniteit hadden, wat allebei risicofactoren zijn voor metastasen.’