Tijdens het ESMO
Congress 2019 zijn de resultaten van diverse fase III-studies naar de
behandeling van prostaatcarcinoom gepresenteerd. De uitkomsten van CARD,
PROfound en STAMPEDE zijn relevant voor de klinische praktijk.
Prof. dr. Ronald de Wit, hoogleraar
systeemtherapie bij urogenitale tumoren in het Erasmus MC Rotterdam en
hoofdonderzoeker van de CARD-studie, presenteerde de resultaten van de
CARD-studie.1 In deze studie zijn twee verschillende
derdelijns behandelopties van gemetastaseerd, castratieresistent
prostaatcarcinoom (mCRPC) met elkaar vergeleken. De patiënten die in aanmerking
kwamen voor de studie faalden eerder op chemotherapie met docetaxel (ten minste
3 kuren) en vertoonden binnen 12 maanden progressie op de
androgeenreceptorblokker abirateron of enzalutamide; de behandeling met de
androgeenreceptorblokker vond plaats voor of na chemotherapie met docetaxel. De
255 deelnemers aan de studie werden voor een derdelijns behandeling
gerandomiseerd naar chemotherapie met cabazitaxel of hormonale therapie met
abirateron of enzalutamide; de patiënten in de laatste groep kregen het andere
hormonale middel dan ze bij de voorgaande behandeling kregen.
Het primaire eindpunt van de studie
was radiografische progressievrije overleving (rPFS) op basis van objectieve
tumorprogressie (volgens RECIST-richtlijnen), progressie van botlaesies
(volgens Prostate Cancer Working Group2-criteria) of overlijden. Na een
mediane follow-up van 9,2 maanden vertoonden 95 van de 129 deelnemers in de
cabazitaxel-groep radiografische progressie of waren overleden (73,6 procent).
In de groep die androgeenreceptorblokkers kreeg, gold dit voor 101 van de 126
deelnemers (80,2 procent). De mediane rPFS was met 8,0 maanden in de groep die
cabazitaxel kreeg, significant langer dan de 3,7 maanden in de groep die
abirateron of enzalutamide kreeg (HR=0,54; P<0,001, zie ook grafiek 1 op
pagina 7). Ook de mediane overleving was significant langer in de groep die
cabazitaxel kreeg, 13,6 maanden tegen 11,0 maanden (HR=0,64; P = 0,008),
ondanks dat 33 procent van de patiënten in de hormonaal behandelde groep na
progressie alsnog cabazitaxel als cross-over behandeling kreeg. Ook op alle
andere secundaire eindpunten (progressievrije overleving, PSA-waarde in het
bloed, tumor- en pijnrespons, en het optreden van symptomatic skeletal
events) waren de uitkomsten in het voordeel van cabazitaxel.
In beide behandelgroepen kwamen
ernstige bijwerkingen (≥ graad 3) in gelijke mate voor, 56,3 procent in de
groep met cabazitaxel en 52,4 procent in de groep die behandeld werd met
abirateron of enzalutamide. Het aantal patiënten in de studie dat overleed ten
gevolge van bijwerkingen was tweemaal zo hoog onder de patiënten die behandeld
zijn met abirateron of enzalutamide in vergelijking tot de cabazitaxel-groep
(11,3 procent versus 5,6 procent). Alle patiënten in de CARD-studie die met
cabazitaxel zijn behandeld, kregen pegfilgrastim om de groei van witte
bloedcellen te stimuleren. Het percentage patiënten waarbij alsnog febriele
neutropenie optrad, was 3,2 procent. De conclusie van de CARD-studie is dat
cabazitaxel de radiografische progressievrije overleving en de totale overleving
significant verbetert ten opzichte van abirateron of enzalutamide bij
mCRPC-patiënten die eerder zijn behandeld met docetaxel en de alternatieve
hormonale behandeling. Volgens het onderzoek is cabazitaxel de
voorkeursbehandeling voor deze patiëntengroep.
Registreer nu en lees gratis