Mensen met kanker lopen een verhoogd risico op het ontwikkelen van een veneuze trombo-embolie (VTE). De uitkomsten van de SELECT-D-trial1 laten zien dat bij de behandeling van kankergeassocieerde trombose (CAT) een directwerkend oraal anticoagulans (DOAC) een veilig alternatief is voor therapie met laagmoleculairgewicht heparine (LMWH).
Al meer dan 150 jaar geleden stelde de Franse arts dr. Armand Trousseau (1801-1867) de relatie tussen trombose en kanker vast. In 1865 schreef hij dat hij bij lijkschouwingen opvallend vaak trombose ziet als een patiënt aan kanker is overleden. De combinatie kanker en trombose ging vervolgens de geschiedenis in als het syndroom van Trousseau. ‘We weten inmiddels dat, afhankelijk van het type en stadium van hun ziekte, 5 tot 60 procent van de kankerpatiënten een VTE ontwikkelt’, vertelt internist-vasculair geneeskundige prof. dr. Saskia Middeldorp. ‘Andersom is bij 1 op de 5 mensen met trombose ook sprake van kanker. Bovendien is het risico op een recidief-VTE bij mensen met kanker 3 tot 4 maal zo groot als bij mensen zonder kanker.’
Kankergeassocieerde trombose, kortweg CAT (cancer-associated thrombosis), is een complicatie met de nodige gevolgen. Middeldorp: ‘Het doormaken van een VTE is voor iedereen die het overkomt een behoorlijk ingrijpende gebeurtenis. Maar bij mensen met kanker is er een extra dimensie. Bovenop de klachten van de VTE zelf en de invloed die dit heeft op de kwaliteit van leven, heeft een VTE bij mensen met kanker ook gevolgen voor hun oncologische behandeling. De antistolling die wordt ingezet kan erin resulteren dat de oncologische therapie tijdelijk moet worden stopgezet. Ook kan de antistolling ertoe leiden dat een operatieve ingreep moet worden uitgesteld. De kans op overleving bij kankerpatiënten die een VTE doormaken is lager dan bij patiënten met een vergelijkbare oncologische aandoening die geen VTE doormaken.’ 2