Fitte patiënten met gemetastaseerd coloncarcinoom komen al sinds 2017 in aanmerking voor FOLFOXIRI-B, maar in de praktijk krijgt slechts een klein deel deze intensieve systeemtherapie. Internist-oncoloog dr. Guus Bol wijt dat aan koudwatervrees. Voor de toekomst is hij optimistisch. Voorschrijfgedrag blijkt snel te kunnen veranderen en richtlijnen winnen aan belang doordat ze steeds meer up-to-date zijn.
Het duurt vaak lang voor nieuwe behandelingen die bewezen effectief zijn daadwerkelijk worden voorgeschreven. Dr. Guus Bol, internist-oncoloog in het UMC Utrecht, ziet dit regelmatig. ‘In het UMC Utrecht krijgen we regelmatig patiënten voor een second opinion. Het gebeurt ook vrij vaak dat zo’n patiënt vertelt dat een behandeling die ik voorstel nog niet eerder met hem of haar besproken is, terwijl die wel in de richtlijn staat. Dat verbaast me, omdat de verwijzers goede dokters zijn die ik bij nascholingen tegenkom.’ Dat gebeurt volgens hem bijvoorbeeld met FOLFOXIRI-B bij gemetastaseerd coloncarcinoom (mCRC). FOLFOXIRI-B bestaat uit fluorouracil, oxaliplatine en irinotecan plus bevacizumab. Deze combinatietherapie staat sinds 2017 in de richtlijn als behandeloptie voor patiënten met mCRC die vrij fit zijn – ongeveer 40 procent van de totale populatie. ‘Het is een intensieve systeemtherapie waar de nodig toxiciteit bij komt kijken, maar deze behandeling verlengt de overleving wel met 4,5 maanden ten opzichte van de behandeling met standaard chemotherapie’, aldus Bol. ‘Bovendien verdubbelt FOLFOXIRI-B de overleving. De vijfjaarsoverleving was 22 procent in de groep die FOLFOXIRI-B kreeg, versus 11 procent in de controlearm in de TRIBE2-studie. Dat is een heel relevant verschil.’1