De samenstelling van het microbioom in de darm is mogelijk een goede biomarker voor het effect en de bijwerkingen van de behandeling van het colorectaal carcinoom. Vanuit het Maastricht UMC+ is in Nederland een onderzoek gestart om correlaties in kaart te brengen tussen het individuele profiel van het intestinaal microbioom en het behandeleffect van capecitabine of trifluridine/tipiracil.
Het microbioom in de menselijke darm – het genetisch geheel aan bacteriën, gisten en andere micro-organismen in de darm – mag zich al jaren verheugen in een grote wetenschappelijke belangstelling. Een onbalans in het microbioom wordt in verband gebracht met tal van aandoeningen: van diabetes tot depressie en van obesitas tot kanker. Wat dat laatste betreft ligt een relatie tussen het microbioom in de darm en colorectaal carcinoom voor de hand. ‘Van alle vormen van kanker staat het colorectaal carcinoom het dichtst bij het microbioom in de darm’, aldus Judith de Vos-Geelen, internist-oncoloog in het Maastricht UMC+. ‘Het intestinale microbioom vormt de micro-omgeving van een colorectale tumor; we weten inmiddels dat de wisselwerking tussen een tumor en zijn micro-omgeving medebepalend is voor het klinisch gedrag van de tumor.’
Voorspellende waarde
Om meer zicht te krijgen op de relatie tussen het intestinale microbioom en het effect van de behandeling van het colorectaal carcinoom zijn De Vos-Geelen en arts-onderzoeker Romy Aarnoutse onlangs onder leiding van hoofdonderzoeker oncologisch chirurg dr. Marjolein Smidt een studie gestart. ‘De centrale vraag van onze studie is in hoeverre het individuele profiel van het intestinale bacteriële microbioom voorspellend is voor de uitkomsten van de behandeling bij die patiënt’, legt Aarnoutse uit. ‘Daarbij kijken we specifiek naar de uitkomsten van de behandeling met capecitabine of trifluridine/tipiracil; twee veelgebruikte therapeutica voor de behandeling van gemetastaseerd of irresectabel colorectaal carcinoom. We weten dat de respons op deze medicijnen erg sterk varieert en dat geldt ook voor de ernst van de toxiciteit die de patiënten ervaren. Onze hypothese is dat het profiel van het microbioom hier een belangrijke rol in speelt. We baseren dit op enkele bevindingen in vitro. Zo is aangetoond dat gekweekte darmkankercellen die blootgesteld worden aan 5-fluoro-uracil, kortweg 5-FU, slechter overleven in aanwezigheid van de bacterie Lactobacillus plantarum. Een andere studie laat zien dat E. coli afkomstig uit ontlasting van gezonde personen de omzetting van 5-fluoro-cytosine naar actief 5-FU bevordert.’