Patiënten met niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) en een EGFR exon 20-insertiemutatie kunnen baat hebben bij tweedelijns behandeling met het bispecifieke antilichaam amivantamab. Dat is gebleken in de CHRYSALIS-1-studie. Met deze nieuwe mutatiegerelateerde behandeling vestigt longarts dr. Hans Smit de aandacht op breed testen op mutaties en een goede afstemming tussen de longarts en de patholoog.
CHRYSALIS-1 is een fase I/Ib-studie met expansiecohorten.1 Primaire eindpunten in de studie waren dosislimiterende toxiciteit en de algehele responskans (ORR). De leeftijd van de studiepopulatie (n=81) varieerde van 42 tot 84 jaar en de deelnemers hadden één tot zeven eerdere behandellijnen gehad. De ORR was 40 procent, inclusief drie complete responses, met een mediane responsduur van 11,1 maanden. De mediane progressievrije overleving was 8,3 maanden. De veiligheid is geanalyseerd bij 114 patiënten. Huiduitslag werd gezien bij 86 procent, infusiegerelateerde reacties bij 66 procent en paronychia bij 45 procent. Graad 3-4 bijwerkingen (huiduitslag, hypokaliëmie, diarree, neutropenie) deden zich voor bij circa 5 procent van de deelnemers.
Combineren
Amivantamab geeft een duidelijke respons, concludeert Smit uit de CHRYSALIS-studie. Doordat het aangrijpt op de buitenkant van de kankercellen, ontloopt het middel resistentiemechanismen die werken vanuit de binnenkant van de cellen. ‘Het is een middel dat na chemotherapie in de tweede lijn wordt ingezet en leidt tot relevante verbetering van de progressievrije overleving. Maar het heeft wel bijwerkingen. Ik weet nog niet hoe amivantamab intracranieel werkt. Dat is wel relevant, want patiënten met een EGFR-mutatie hebben nogal eens hersenmetastasen, met een belangrijk percentage mortaliteit. Dus we zijn er nog niet met dit middel. Ik denk dat verder gekeken moet worden naar de mogelijkheden van amivantamab. Bijvoorbeeld in combinatie met andere middelen, zoals momenteel al gebeurt.’