Met het steeds grotere aantal behandelbare drivermutaties voor longtumoren dat gevonden wordt, wordt goede samenwerking tussen patholoog en longarts nog belangrijker. Regionale samenwerking is daarbij noodzaak, stelt thoraxpatholoog dr. Jan von der Thüsen.
Vijftien jaar geleden waren er slechts twee drivermutaties bekend bij pathologen en behandelaren. Het veld was toen nog overzichtelijk, lacht Jan von der Thüsen. Die tijd is voorbij. Het aantal bekende drivermutaties waarvoor gerichte behandeling met bijvoorbeeld tyrosinekinaseremmers (TKI’s) mogelijk is, neemt jaarlijks toe. En er komen steeds meer zeldzame mutaties bij, die eveneens deels met TKI’s behandelbaar zijn. Om zowel diagnostiek als behandeling van deze mutaties in goede banen te leiden, zijn regionale afspraken noodzakelijk, stelt Von der Thüsen. ‘Ik stel altijd de moedervraag: als jouw moeder longkanker zou hebben, zou je dan willen dat haar genetisch materiaal zo goed en breed mogelijk getest zou worden? Ongeacht waar ze woont? Uiteraard wil je dat, we willen geen postcodegeneeskunde.’
Dat betekent dat regionale netwerkzorg steeds belangrijker wordt. ‘Alleen regionaal kunnen we de screening en behandeling van longtumoren goed inbedden. In Rotterdam hebben we bijvoorbeeld het Longkankernetwerk Zuidwest-Nederland, met negentien ziekenhuizen het grootste regionale kankernetwerk van Nederland. Door gezamenlijke afspraken, afstemming in behandeling en ondersteuning in ons netwerk werken we continu aan een betere kwaliteit van zorg. Dat is de richting die we op moeten.’