Behalve tumorweefsel is ook circulerend tumor-DNA in het bloedplasma (ctDNA) een bruikbare bron voor moleculaire diagnostiek bij (gemetastaseerd) niet-kleincellig longkanker (NSCLC). Longarts dr. Christi Steendam schetst de plaats van ctDNA in de moleculaire diagnostiek van NSCLC.
Het aantal genmutaties en -fusies dat een aangrijpingspunt vormt voor doelgerichte behandeling bij niet-kleincellig longkanker (NSCLC) is de afgelopen jaren flink toegenomen. Naast de al langer bekende EGFR-mutaties en ALK-fusies zijn inmiddels ook mutaties in KRAS, BRAF, PIK3CA, HER2, alsmede fusies in ROS1, RET, NTRK1/2/3 en NRG1, en MET exon 14 skipping bekend als targets in gemetastaseerd NSCLC.1 Tegen een groeiend aantal van deze targets is inmiddels ook een doelgerichte therapie ontwikkeld. Om na te gaan of een patiënt in aanmerking komt voor een behandeling met een doelgerichte therapie – en zo ja, voor welk medicament – is moleculaire diagnostiek nodig. En om na te gaan of een patiënt zonder een mutatie of fusie in deze predictieve markers in aanmerking komt voor sommige vormen van immuuntherapie is onderzoek naar de mate van expressie van PD-L1 op de tumor nodig. Anders gezegd, om tegenwoordig een patiënt met NSCLC optimaal te kunnen behandelen, is predictieve (moleculaire) diagnostiek onmisbaar.
Tumorweefsel
Het meest voor de hand liggend is de (moleculaire) diagnostiek uit te voeren op het tumorweefsel, hetzij de primaire tumor, hetzij een metastase. In de praktijk is dat bij veel patiënten de standaard. Al is het maar doordat het tumorweefsel geschikt is om zowel moleculaire als histologische diagnostiek op uit te voeren. Anderzijds kleven er nadelen aan tumorweefsel als bron voor de diagnostiek. Zo vergt het verkrijgen van het weefsel een invasieve behandeling (resectie of biopt). Daarnaast is het via een biopt verkregen weefsel niet per se representatief voor de hele tumor of de totale tumorload en/of bevat het biopt te weinig tumorcellen voor de gewenste moleculaire analyses (circa 15 procent). Tot slot: het is bij een deel van de patiënten (20 procent) niet mogelijk tumorweefsel te verkrijgen via een resectie of biopt, bijvoorbeeld vanwege de locatie van de tumor of de conditie van de patiënt.2

