In alle klinische (registratie)studies met immuuntherapie bij gemetastaseerd niet- kleincellig longcarcinoom (NSCLC) zijn alleen patiënten met een ECOG-performancestatus (ECOG-PS) 0 of 1 geïncludeerd. Dat wil niet zeggen dat patiënten met een ECOG-PS 2 nooit voor immuuntherapie in aanmerking kunnen komen, aldus longarts dr. Robin Cornelissen van het Erasmus MC Kanker Instituut.
De afgelopen jaren is het aantal behandelopties voor patiënten met gemetastaseerd NSCLC flink uitgebreid. Naast diverse nieuwe middelen voor de patiënten met bijvoorbeeld EGFR-gemuteerde ziekte of ALK-positieve ziekte heeft ook immuuntherapie haar intrede gedaan. Dit blijkt dusdanig effectief, dat het inmiddels tot de standard of care-opties behoort voor eerstelijnsbehandeling van patiënten met gemetastaseerd NSCLC bij wie het moleculaire profiel van de tumor geen aanleiding geeft tot een doelgerichte behandeling.1 ‘De klinische studies waarmee de effectiviteit van de verschillende vormen van immuuntherapie bij patiënten met gemetastaseerd NSCLC is aangetoond, zijn – zoals gebruikelijk – allemaal uitgevoerd met patiënten met een ECOG-PS 0 of 1’, vertelt Cornelissen. ‘In de dagelijkse praktijk voldoen natuurlijk niet alle patiënten aan de criteria voor deze score. Ik schat dat in de academische setting zo’n 15 procent van alle patiënten een ECOG-PS van 2 of hoger heeft en op landelijk niveau zo’n 20 tot 30 procent.’ De vraag is of deze patiënten, of in ieder geval patiënten met een score van 2, in aanmerking zouden moeten komen voor immuuntherapie.
SUBJECTIVITEIT
‘Toen pembrolizumab-monotherapie een paar jaar geleden beschikbaar kwam als eerstelijnsbehandeling voor patiënten met gemetastaseerd NSCLC, hielden we ons in de centra die waren aangewezen om deze behandeling uit te voeren zeer strikt aan de inclusiecriteria van de registratiestudie. Alleen patiënten met een ECOG-PS 0-1 kwamen in aanmerking voor monotherapie met pembrolizumab in de eerste lijn. Patiënten met ECOG-PS 2 kwamen in aanmerking voor eerstelijnschemotherapie. Hierbij moet ik overigens wel opmerken dat het bepalen van de ECOG-PS altijd enige subjectiviteit kent. Bij eenzelfde patiënt kan de ene longarts uitkomen op een ECOG-PS 1 en de andere op een ECOG-PS 2. Dus of er aanvankelijk inderdaad alleen patiënten met een ECOG-PS 0-1 zijn behandeld, is niet helemaal met zekerheid te zeggen.’