Eerder dit jaar gaf de NVMO-commissie BOM een positief advies ten aanzien van twee eerstelijns combinatiebehandelingen bij gemetastaseerd EGFRgemuteerd NSCLC.1,2 Daarnaast is ook monotherapie met osimertinib een optie.3 Longartsen dr. Anthonie van der Wekken en dr. Bianca van Veggel leggen uit welke behandeloptie het beste past bij welke patiënt.
Bij zo’n 10 tot 12 procent van de patiënten met niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) draagt de tumor een activerende epidermale-groeifactorreceptormutatie (EGFR-mutatie). De exon21-puntmutatie L858R en de exon 19-deletie zijn de meest voorkomende mutaties: samen goed voor 85 tot 90 procent van alle EGFR-mutaties. Sinds de publicatie van de uitkomsten van de FLAURA-studie in 2018 is een behandeling met de derdegeneratie EGFR-remmer osimertinib een van de standaard eerstelijns therapieën bij patiënten met gemetastaseerd, EGFR-gemuteerd NSCLC.4 ‘Op zoek naar manieren om de duur van de progressievrije overleving op de eerstelijns behandeling bij deze patiëntengroep verder te verlengen, zijn de afgelopen jaren enkele combinatietherapieën onderzocht’, schetst Van der Wekken de verdere ontwikkelingen. ‘Daarbij bleken twee combinaties succesvol: osimertinib plus chemotherapie en amivantamab plus lazertinib.’ 5-8
FLAURA2
De combinatie van osimertinib met chemotherapie versus osimertinib monotherapie is onderzocht in de FLAURA2-studie bij 557 patiënten.5 Van Veggel: ‘Ook patiënten met stabiele hersenenmetastasen mochten aan de studie meedoen. De patiënten werden gerandomiseerd tussen osimertinib monotherapie en osimertinib plus chemotherapie.’ Toevoegen van de chemotherapie aan osimertinib leidde tot een significante toename van de mediane progressievrije overleving (PFS) ten opzichte van osimertinib monotherapie: 25,5 maanden tegenover 16,7 maanden (HR 0,62; p<0,001). De 2-jaars PFS was 57 procent in de chemotherapiegroep en 41procent in de controlegroep.5 Van Veggel: ‘De combinatiebehandeling ging wel gepaard met meer toxiciteit: 64 procent had een graad 3 of hoger toxiciteit tegenover 27 procent bij osimertinib monotherapie.’5

