Hebben variaties in de genen voor geneesmiddelenpompen een relatie met metastasering van niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) in de hersenen? Die vraag onderzoekt arts-onderzoeker Marijn Veerman in het Erasmus MC in Rotterdam. Hij analyseert data van NSCLC-patiënten die zijn behandeld met osimertinib.
In de hersenen zijn twee geneesmiddelpompen actief: P-glycoproteïne oftewel P-gp, en breast cancer resistance protein (BCRP). Deze transporteren geneesmiddel uit de hersenen. Veerman: ‘Het is aannemelijk dat er een verband is tussen de concentratie van een middel in de hersenen en de werking ervan en dat bij een minder goed functionerende pomp meer medicijn in de hersenen komt. In onze studie onderzoeken we daarom of variaties in de genen voor de geneesmiddelenpompen gerelateerd zijn aan betere of slechtere overleving van de patiënt of progressie van ziekte in de hersenen.’
Veerman heeft alle data verzameld van bijna zeshonderd longkankerpatiënten die met osimertinib zijn behandeld als eerste- of tweedelijns behandeling. ‘Dat zijn klinische data, vanaf de start van de behandeling tot aan progressie van de ziekte of metastasering in de hersenen. De variaties in de geneesmiddelenpompen correleren we daarna aan de behandeluitkomst bij patiënten.’