Waar bij de centralisatie van de zorg voor oesofagus- en maagcarcinoom voorheen vooral de chirurgische behandeling centraal stond, is de introductie van immuuntherapie aanleiding om de organisatie van zorg opnieuw tegen het licht te houden. Oncologisch chirurg dr. Johanna van Sandick en internist-oncoloog dr. Myriam Chalabi stellen dat regionale afspraken nodig zijn.
De behandeling van oesofagus-, maag-, en gastro-oesofageale junctietumoren is de afgelopen jaren al gecentraliseerd. ‘De reden daarvoor was onder meer de afnemende incidentie van het maagcarcinoom’, vertelt Van Sandick. ‘Begin deze eeuw kwam maagcarcinoom in Nederland nog meer dan 2.000 keer per jaar voor en nu is dit nog maar 1.000 keer per jaar. De chirurgische behandeling van slokdarm- en maagcarcinoom gebeurde rond de eeuwwisseling nog in 90 ziekenhuizen in Nederland en nu nog maar in ongeveer 17 ziekenhuizen.’ Van Sandick vindt het jammer dat de discussie over centralisatie en volumenormen zich voornamelijk heeft afgespeeld binnen de chirurgie. ‘Dat moet echt veranderen, want dan heb je het maar over de zorg voor de helft van de patiënten.’
‘We hebben bij immuuntherapie de kans om grote verschillen in de aanpak te voorkomen’
‘Anderzijds neemt de incidentie van oesofagus- en gastro-oesofageale junctietumoren toe. En juist deze groep patiënten komt als eerste in aanmerking voor behandeling met immuuntherapie’, vertelt Chalabi. Adjuvante behandeling met immuuntherapie is enkel nog geïndiceerd voor oesofagus- en gastro-oesofageale junctietumoren. De groep die hiervoor in aanmerking komt, neemt volgens Chalabi dus toe. Zij schat het aantal grofweg op 2.000 patiënten per jaar. Chalabi: ‘Dit zijn patiënten die we tot voor kort niet adjuvant behandelden. De vraag is nu of je die behandeling dan alleen maar moet doen in de centra waar ook de operatie heeft plaatsgevonden en of dat überhaupt haalbaar is. In onze regio is er zowel in het Antoni van Leeuwenhoek als bij onze direct naburige ziekenhuizen een tekort aan plekken voor dagbehandeling. Daarnaast is behandeling dichter bij huis ook een heel belangrijk aspect. Het is daarom noodzakelijk dat we de organisatie van de immuuntherapie regionaal aanpakken. Dan zouden bijvoorbeeld de ziekenhuizen die nu neoadjuvante chemoradiatie geven – dus niet enkel de ziekenhuizen waar geopereerd wordt – ook de adjuvante immuuntherapie geven. Maar er zal ook worden gekeken naar de SONCOS-normering voor immuuntherapie.’1