Het tweede Presidential Symposium van het ESMO-congres in Barcelona was dit jaar geheel gewijd aan mammacarcinoom. Daarin kwamen onder meer een aantal studies met CDK4/6-remmers aan bod. Prof. dr. Guy Jerusalem (Centre Hospitalier Universitaire de Liège) en prof. dr. Sabine Linn (Antoni van Leeuwenhoek) bespreken de highlights van de gepresenteerde klinische studies en plaatsen de resultaten in het perspectief van de klinische praktijk. De kwestie daarbij is: welke CDK4/6-remmer is het meest geschikt voor welke patiënt en op welk moment?
Tijdens het tweede Presidential Symposium presenteerden prof. dr. George Sledge (Stanford University School of Medicine) en prof. dr. Dennis Slamon (University of California, Los Angeles) achtereenvolgens de uitkomsten van de algehele overleving van de patiënten in de MONARCH 2-studie1 en de MONALEESA-3-studie.2 De MONARCH 2- studie vergeleek de effectiviteit en veiligheid van de combinatiebehandeling van abemaciclib en fulvestrant met fulvestrant-monotherapie bij vrouwen met een lokaal gevorderd of gemetastaseerd HR-positief, HER2-negatief mammacarcinoom die een relaps hadden tijdens of binnen 1 jaar na beëindiging van de (neo)adjuvante endocriene therapie, of die progressie vertoonden tijdens de eerstelijns endocriene behandeling voor gemetastaseerde ziekte. De MONALEESA-3-studie vergeleek de effectiviteit en veiligheid van een combinatiebehandeling van ribociclib en fulvestrant met fulvestrant-monotherapie als eerstelijns of tweedelijns behandeling bij vrouwen met een gevorderd of gemetastaseerd HR-positief, HER2-negatief mammacarcinoom. Deze studie omvat ook endocriene therapie-sensitieve patiënten. Beide studies hebben al eerder laten zien dat de toevoeging van een CDK4/6-remmer aan de endocriene therapie de progressievrije overleving van de vrouwen significant verlengt.3-4 De toevoeging van abemaciclib aan fulvestrant zorgt volgens Sledge voor een statistisch significante verbetering van de algehele overleving (OS) bij patiënten met een gevorderd of gemetastaseerd HR-positief, HER2-negatief mammacarcinoom die progressief is na voorafgaande endocriene therapie. Sledge: ‘Dit is de grootste overlevingswinst die tot nu toe is gerapporteerd in een fase III-studie in deze patiëntengroep.’ De mediane OS bedraagt 9,4 maanden meer: 46,7 maanden bij de combinatiebehandeling en 37,3 maanden (HR: 0,757; P = 0,0137) bij alleen endocriene therapie.1 ‘De winst in overleving is consistent over alle subgroepen, inclusief patiënten met een slechte prognose, zoals het geval is bij viscerale metastasen en primaire resistentie tegen endocriene therapie’, stelt Sledge. Bovendien laat een verkennende analyse volgens Sledge zien dat abemaciclib significant de tijd verlengt tot opnieuw chemotherapie nodig is van 22 naar 50 maanden. De toevoeging van ribociclib aan de endocriene therapie verlengt eveneens de mediane OS, bleek uit de voordracht van Slamon. Waar na een mediane follow-up van 39,4 maanden de mediane OS voor de met ribociclib behandelde patiënten nog niet was behaald, bedroeg deze voor de patiënten die behandeld waren met fulvestrant-monotherapie 40,0 maanden (HR: 0,724; P < 0,00455). De relatieve reductie van het risico op overlijden was hiermee 28 procent.2
‘Vooralsnog is het verschil in bijwerkingsprofielen het enige dat de keuze van de CDK4/6-remmer kan sturen’