Het nog immer uitdijende arsenaal aan farmacotherapeutische opties bij de behandeling van melanoom verandert niet alleen het werk van de internist-oncoloog. Ook voor de oncologisch chirurg treden hierdoor verschuivingen op in het takenpakket. Dr. Winan van Houdt, oncologisch chirurg in het Antoni van Leeuwenhoek, licht dit toe.
‘De minste veranderingen zijn er voor de oncologisch chirurg als het gaat om de behandeling van stadium I en II melanoom’, steekt Van Houdt van wal. ‘Het wegsnijden van de tumor door de oncologisch chirurg is nog steeds de belangrijkste vorm van behandeling bij lokale ziekte. Daarbij is de aanbeveling bij tumoren met een dikte van maximaal 2 mm om een marge van 1 cm rondom de tumor aan te houden en bij tumoren met een dikte van meer dan 2 mm een marge van 2 cm. Dat laatste leidt in de praktijk tot forse wonden, soms zelfs amputatie van een vinger of teen, hetgeen een forse negatieve invloed op de kwaliteit van leven van de patiënt kan hebben. Om die reden is er nu discussie gaande of we moeten onderzoeken of bij deze patiënten de marge eventueel wat kleiner gehouden kan worden zonder recidiefkans te vergroten. Die discussie is overigens mede op gang gekomen doordat het risico op terugkeer van ziekte mogelijk ook met adjuvante systemische therapie is te verkleinen, waardoor een re-excisie bij stadium III melanomen wellicht minder relevant is. Immuuntherapie is momenteel nog niet geïndiceerd voor stadium I en II melanoom, maar ook hier wordt onderzoek naar gedaan.’
Lymfeklierdissectie
Veel groter zijn de veranderingen voor de oncologisch chirurg als het gaat om de behandeling van stadium III melanoom. ‘Dit stadium was tot voor kort het absolute domein van de oncologisch chirurg; er kwam geen internist-oncoloog aan te pas. De komst van adjuvante therapie heeft daarin verandering gebracht.1