In het project ‘Blauwdruk optimaal MDO’ ontwikkelde het Radboudumc in Nijmegen hulpmiddelen om het multidisciplinair overleg (MDO) zo soepel mogelijk te laten verlopen. Er zijn een generieke MDO-blauwdruk gemaakt, handleidingen voor het ontwikkelen van regionale MDO’s en verbeterplannen voor bestaande MDO’s. Oncologisch chirurg dr. Han Bonenkamp heeft hiermee het MDO binnen de keten Melanomen in de regio weten te verbeteren. ‘Bij regionale samenwerking zijn goede afspraken heel belangrijk.’
Bonenkamp heeft een aansprekend voorbeeld van waar het MDO in de keten Melanomen voor verbetering vatbaar was. ‘Als een patiënt werd aangemeld voor het MDO, dan werd deze voorheen zo snel mogelijk ingepland’, vertelt Bonenkamp. ‘Maar daardoor raakte een zorgvuldige inbreng van patiënten in het MDO in sommige gevallen in het gedrang. De snelheid ging soms ten koste van het verzamelen van gegevens om een patiënt goed te bespreken. De vaart die we er probeerden in te brengen was daarmee een hindernis voor een goed overleg.’
Voor het doorlichten van de processen rondom en tijdens een MDO werd gebruik gemaakt van de generieke MDO-blauwdruk, het basisinstrument van het project ‘Blauwdruk optimaal MDO’. Deze scan maakt onderscheid tussen verschillende fases van het MDO: aanmelding, voorbereiding, uitvoering, verslaglegging en terugkoppeling naar de patiënt en zorgverlener. Het team Melanomen van het Radboudumc voerde de scan uit en deze liet volgens Bonenkamp inderdaad zien dat de aanmelding niet altijd optimaal verliep. ‘Bij een goede voorbereiding hoef je niet telkens opnieuw een beeld te vormen van de patiënt. Dus een essentieel aspect van die regionale samenwerkingen is dat we allemaal leren om patiënten zo compleet mogelijk over te dragen en op de juiste manier in te brengen in een MDO. We hebben ontdekt dat als dit goed gestroomlijnd is, het proces dan aanzienlijk makkelijker verloopt. Want dan weten wij precies welk onderzoek nog plaats moet vinden en of het nodig is om een patiënt meteen op te roepen.’
Bonenkamp: ‘Over dergelijke aspecten hebben we een tijdlang met elkaar gesproken. En op basis daarvan is een soort stappenplan gemaakt dat bijvoorbeeld duidelijk maakt om wat voor soort verwijzing het gaat. Als de dokter alleen maar wil overleggen, dan volgt een ander traject dan wanneer een patiënt wordt verwezen. We zorgen er nu gewoon voor dat we elke aanmelding met de verwijzer bespreken, onder meer om duidelijk te krijgen om wat voor soort aanmelding het gaat. Pas dan kunnen we in het MDO een goed gesprek voeren over welk traject er moet volgen.’