Melanoompatiënten met een BRAF-mutatie komen in aanmerking voor een behandeling met een combinatie van een BRAF -en een MEK-remmer. De mate waarin patiënten succesvol (en langdurig) reageren op deze behandeling varieert aanzienlijk. Doel van de Nederlandse REPOSIT-studie is na te gaan in hoeverre twee vormen van PET-imaging kunnen helpen snel te bepalen welke patiënten (langdurig) zullen profiteren van een behandeling met een combinatie van de BRAF-remmer vemurafenib en de MEK-remmer cobimetinib.
Voor patiënten met stadium niet-resectabel IIIc of stadium IV melanoom waren de vooruitzichten lange tijd zeer somber. De enige vorm van systemische therapie voor deze patiënten, een behandeling met dacarbazine, sloeg bij minder dan één op de tien patiënten aan en leidde amper tot enige verlenging van de overleving.1 In 2001 kwam hierin verandering met de komst van twee nieuwe vormen van therapie voor patiënten met stadium IIIC/IV melanoom: targeted therapy en immuuntherapie.2,3 Bij immuuntherapie krijgt het immuunsysteem van de patiënt een (farmaco) therapeutisch duwtje in de rug waardoor het in staat is met succes de tumorcellen te herkennen en op te ruimen. Zie ook de overige artikelen in deze special.
Targeted therapy maakt gebruik van therapeutische moleculen die zeer gericht een specifiek eiwit of signaalroute blokkeren die nodig is voor groei en proliferatie van de tumorcel. In melanoomcellen is de zogeheten Mitogen Activated Protein Kinase (MAPK) route zo’n cruciale signaalroute. Bij een meerderheid van de patiënten met melanoom is deze signaalroute continu geactiveerd als gevolg van een mutatie in het gen dat codeert voor het BRAF-eiwit. Doorgaans is hierbij sprake van een zogeheten BRAFV600-mutatie. Deze kennis heeft geleid tot de ontwikkeling van moleculen die specifiek de activiteit van het BRAF-eiwit kunnen blokkeren, de zogeheten BRAF-remmers zoals vemurafenib en dabrafenib. Klinische fase 3-studies hebben aangetoond dat een behandeling met deze BRAF-remmers bij patiënten met stadium III/IV BRAF-gemuteerd melanoom leiden tot een betere respons en toename van de progressievrije en totale overleving in vergelijking met een behandeling met dacarbazine.4