In 2021 verschijnt er een update van de richtlijn Melanoom, waarin de follow-up van stadium III/IV melanoom na complete resectie als nieuw onderdeel is toegevoegd. Andere vernieuwingen van de richtlijn, zoals de toevoeging van adjuvante therapie, volgen later. Internist-oncoloog dr. Marye Boers-Sonderen en oncologisch chirurg dr. Han Bonenkamp lichten de veranderingen toe tijdens het multidisciplinair Melanoom symposium 2020.
Sinds januari 2019 kunnen patiënten met stadium III of compleet gereseceerd stadium IV melanoom in Nederland adjuvante therapie krijgen met een combinatie van BRAF- en MEK-remmers of de checkpointremmers nivolumab of pembrolizumab. De cijfers van de totale overleving na adjuvante therapie laten nog een paar jaar op zich wachten, maar het is al wel aangetoond dat de aanvullende behandeling de recidiefvrije overleving verlengt.
‘Nu er goede behandelingen zijn, is het wenselijk om recidieven zo vroeg mogelijk te ontdekken’
De 14 melanoomcentra in Nederland hebben de afgelopen twee jaar al ruime ervaring opgedaan met de adjuvante behandeling van melanoom. ‘In 2019 zijn er in totaal 595 melanoompatiënten met adjuvante therapie behandeld’, vertelt Boers-Sonderen. Het overgrote deel kreeg immuuntherapie met een checkpointremmer. ‘De BRAF- en MEK-inhibitie gaven we tot nu toe veel minder vaak, omdat er een periode geen vergoedingsstatus voor deze behandeling was. Sinds 1 november 2020 is de vergoeding weer geregeld.’ Ongeveer 50 procent van de melanoompatiënten heeft een BRAF-mutatie en kan derhalve kiezen tussen een BRAF/MEK-remmercombinatie of een checkpointremmer. Hun keuze hangt onder meer af van persoonlijke voorkeuren en leefstijl. ‘De immuuntherapie wordt een keer in de paar weken via een infuus toegediend. Een klein deel van de patiënten krijgt hier ernstige bijwerkingen van’, aldus Boers-Sonderen. ‘De BRAF- en MEK-remmers moeten elke dag met behoorlijk wat tabletten worden ingenomen, waarbij er twee uur van tevoren en een uur erna niet gegeten en gedronken mag worden. Sommige patiënten kiezen daar niet voor vanwege de impact op hun dagelijks leven.’