Immuuntherapie met checkpointremmers is sinds de komst ervan gaandeweg eerder in het ziekteproces ingezet. Bij stadium III melanoom inmiddels – in studieverband – in de neoadjuvante setting. Neoadjuvante immuuntherapie opent de deur naar een meer gepersonaliseerde vervolgbehandeling, vertellen prof. dr. Christian Blank en Irene Reijers.
Er zijn diverse argumenten die pleiten voor immuuntherapie in de neoadjuvante setting, legt Blank uit: ‘Uit onze OpACIN-studie blijkt dat bij immuuntherapie voorafgaand aan de chirurgie, een brede immuunrespons tegen de tumor ontstaat. Dat wil zeggen dat er meer verschillende T-cel-klonen ontstaan die de tumor herkennen dan wanneer je de patiënt adjuvante immuuntherapie geeft. Daarnaast is er bij een goede respons op neoadjuvante immuuntherapie waarschijnlijk een minder uitgebreide operatie nodig. Tenslotte kun je bij neoadjuvante immuuntherapie de tumor gebruiken om de respons van de patiënt op de behandeling te evalueren. Deze responsevaluatie opent de deur naar een gepersonaliseerd vervolg van de behandeling.’ Er zijn echter ook argumenten die tegen neoadjuvante immuuntherapie pleiten. Zo kunnen de (immuungerelateerde) bijwerkingen van de behandeling ervoor zorgen dat de patiënt pas later of helemaal niet meer aan een operatie toekomt en is pseudoprogressie die bij immuuntherapie vaak optreedt, lastig te onderscheiden van echte progressie.
‘Zo’n 60 procent van de patiënten kon een completerende lymfeklierdissectie bespaard blijven’