Hoe is de zorg voor patiënten met niet-melanoom huidkanker georganiseerd in verschillende regio’s? Wanneer moet je een patiënt doorverwijzen? Dermatoloog Nynke Molders (Medisch Centrum Leeuwarden) en chirurg-oncoloog James van Bastelaar (Zuyderland, Sittard) vertellen hoe dit in hun ziekenhuis in de praktijk verloopt.
Het Medisch Centrum Leeuwarden is een hoofd-halscentrum waar patiënten met niet-melanoom huidkanker binnenkomen die zijn doorverwezen vanuit streekziekenhuizen of vanuit de eerste lijn. Naast de basaalcelcarcinomen gaat het daarbij vooral om plaveiselcelcarcinomen. Dermatoloog Nynke Molders vertelt: ‘Als we als dermatoloog denken dat we de behandeling niet zelf kunnen doen, of daar advies over nodig hebben, vragen we dat aan de hoofd-halschirurg. Vaak kan deze direct mee komen kijken tijdens het consult en dan nemen we samen een beslissing. Als die beslissing lastig wordt, bespreken we de mensen dezelfde dag nog in het multidisciplinair overleg, het MDO. De patiënt weet dan in één dag waar die aan toe is.’
Wanneer bespreken in MDO?
Voor de verwijzingen vanuit streekziekenhuizen naar het hoofd-halscentrum zijn regionaal bepaalde verwijs-criteria afgesproken, zoals een niet-radicale excisie met een slechtere differentiatiegraad en een bepaald stadium. Molders: ‘Als dermatoloog bepaal ik dan of ik het zelf kan of niet. Locatie, grootte en differentiatiegraad zijn de belangrijkste klinische kenmerken op grond waarvan we beslissen of een patiënt in het MDO besproken moet worden. Binnen het ziekenhuis hebben we daar werkafspraken over: vanaf stadium T3 brengen we patiënten met cutane plaveiselcelcarcinomen standaard in het MDO in, bij T2 als er bepaalde criteria zijn, maar soms ook bij stadium T1 als we er niet uitkomen, bijvoorbeeld bij een lastige locatie of grootte waarbij alleen radiotherapie misschien ook kan volstaan.’