Zowel de internist-oncoloog als de verpleegkundig specialist begeleiden allebei patiënten met stadium III melanoom bij hun keuze voor de adjuvante behandeling en tijdens die behandeling. Een belangrijk onderdeel van deze ondersteuning is bijwerkingenmanagement. Dirk van Rens en Lian Sweegers, verpleegkundig specialisten melanoom in achtereenvolgens Radboudumc Nijmegen en Máxima Medisch Centrum in Eindhoven, vertellen over hun ervaring met de patiëntbegeleiding.
De verpleegkundig specialisten zien de patiënten met stadium III melanoom als regiebehandelaar, onder supervisie van de oncoloog. Van Rens schat dat in het Radboudumc jaarlijks zo’n honderd patiënten op gesprek komen voor begeleiding bij de adjuvante therapie. De begeleiding begint met goede voorlichting. Die start al bij het eerste kennismakingsgesprek, voor- of nadat de patiënt bij de oncoloog is geweest. Dan worden de drie opties: adjuvante immuuntherapie, doelgerichte therapie of de mogelijkheid om niet te behandelen, besproken. Maar de patiënt hoeft dan nog niet te kiezen, zo benadrukken Sweegers en Van Rens. De verpleegkundig specialisten geven eerst uitleg over alle mogelijke keuzes. ‘We proberen samen met de patiënt een inschatting te maken’, vertelt Sweegers, ‘van wat het beste bij de patiënt past: thuis tabletten innemen of een keer per maand naar de dagbehandeling komen voor een infuus. Hoe is dat bijvoorbeeld in te passen in hun werk of andere activiteiten? De patiënten moeten de tabletten twee keer per dag innemen op de nuchtere maag. Dat is ingewikkeld, maar we hebben goede patiënteninformatie van de fabrikanten. Een van hen heeft bijvoorbeeld een schijfje ontwikkeld waarop patiënten de tijdsindicatie kunnen zien.’
Bijwerkingen immuuntherapie
De verpleegkundig specialisten geven ook voorlichting over de bijwerkingen van immuuntherapie per infuus (pembrolizumab of nivolumab) en doelgerichte therapie met tabletten (dabrafenib en trametinib). Sweegers: ‘De meest voorkomende bijwerkingen die ik in ons ziekenhuis zie bij patiënten die immuuntherapie krijgen, zijn lichte griepachtige verschijnselen: vermoeidheid, koorts, hoofpijn en spierpijn. Ik geef de patiënt meteen aan dat hij of zij daar wat paracetamol voor mag innemen en dat de klachten meestal na een paar dagen weer overgaan. Daarnaast zien wij nog andere bijwerkingen, bijvoorbeeld op de huid, zoals bultjes, pukkeltjes en jeuk.1 Immuungerelateerde bijwerkingen komen minder vaak voor, maar hebben een veel grotere impact. Er kunnen auto-immuunreacties ontstaan door een ontregeld immuunsysteem.’ De immuungerelateerde bijwerking kan zich bijvoorbeeld uiten in een pneumonitis, colitis, nefritis, hepatitis of een endocrinopathie.1 ‘Deze klachten kunnen zelfs voor blijvende afwijkingen zorgen, bijvoorbeeld van de schildklier’, zegt Sweegers daarover. ‘Bijwerkingen kunnen ieder moment ontstaan’, vult Van Rens aan. ‘Soms merken mensen de hele behandeling van een jaar lang niets, maar blijken ze na vijftien maanden bij de laatste scan toch ernstige klachten te hebben.’ Oogontstekingen, neurologische klachten als het Guillain-Barré syndroom of blijvende spierzwakte: de verpleegkundig specialisten zien onder hun patiënten de meest onverwachte bijwerkingen voorbijkomen. Sweegers: ‘Bij alles moeten we in het achterhoofd houden dat het een bijwerking kan zijn van de immuuntherapie.’