In de klinische praktijk kunnen patiënten met lokaal gevorderd of gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom van de huid baat hebben bij behandeling met de checkpointremmer cemiplimab. ‘Ongeveer veertig tot vijftig procent van de patiënten laat hierop verbetering zien. Dat is behoorlijk veel voor deze groep patiënten, die vaak ouder zijn dan 75 jaar’, is de ervaring van prof. dr. John Haanen (Antoni van Leeuwenhoek).1
Patiënten met lokaal gevorderd plaveiselcelcarcinoom van de huid of met metastasen op afstand, die niet meer chirurgisch of met radiotherapie behandeld kunnen worden, komen in aanmerking voor immuuntherapie. In Nederland is de checkpointremmer cemiplimab het enige geregistreerde middel voor deze indicatie.2 Ook bij gemetastaseerd of lokaal gevorderd basaalcelcarcinoom, wat heel zelden voorkomt, kan dit middel worden ingezet.2 John Haanen legt uit: ‘Deze ziektes komen vaak voor op lichaamsdelen die veel aan de zon zijn blootgesteld, zoals het gelaat, hoofd en handen. Daardoor is veel DNA-schade ontstaan. Vormen van huidkanker die veel DNA-schade hebben, zijn vaak ook beter herkenbaar door het immuunsysteem. Daar kunnen dit soort middelen enorm bij helpen.’ Dat is ook zijn ervaring met de inzet van cemiplimab bij lokaal gevorderd of gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom van de huid: ‘Dit is een behandeling die voor die mensen wel degelijk voordeel kan bieden. Je kunt niet alleen de ziekte onder controle krijgen, maar soms zelfs zo goed onder controle dat de ziekte verdwijnt.’
Patiënten die niet meer in aanmerking komen voor chirurgie of radiotherapie hebben verder geen goede, geregistreerde behandelopties. ‘Chemotherapie helpt over het algemeen heel slecht en veroorzaakt veel toxiciteit. Over het algemeen wordt de behandeling met cemiplimab redelijk goed verdragen’, vertelt Haanen. ‘Het vertoont dezelfde bijwerkingen die we kennen van andere anti-PD1-middelen zoals nivolumab en pembrolizumab. Het is een kwetsbare groep mensen die we hiermee behandelen, maar toch denk ik dat de voordelen opwegen tegen de potentiële bijwerkingen die mensen daarvan kunnen krijgen.’ Om deze bijwerkingen goed te kunnen managen, is ervaring met cemiplimab noodzakelijk. Daarom wordt het in Nederland in zes gespecialiseerde centra gegeven, waarnaar patiënten kunnen worden doorverwezen. Bewijs voor de effectiviteit van cemiplimab bij deze indicatie is er tot nu toe alleen uit fase II-studies.1,3 Gerandomiseerde fase III-studies zijn gezien de kleine aantallen patiënten lastig uit te voeren. ‘Na contact met de farmaceut is het gelukt om dit middel beschikbaar te krijgen in een named patient-programma, waarin we een deel van onze patiënten hebben kunnen includeren.’ Inmiddels is cemiplimab geregistreerd door het Europees Geneesmiddelen Agentschap (EMA), maar kreeg het in Nederland geen vergoede status vanwege onvoldoende data. Haanen: ‘We hebben toen vanuit de beroepsgroep aangegeven dat we vinden dat dit middel wel voldoet aan de stand van de wetenschappelijke praktijk. Omdat het een kleine populatie betreft, zou het lang duren voordat er een grote gerandomiseerde studie zou zijn verricht, terwijl wij zagen dat patiënten er echt baat bij hadden. De patiënten kregen het middel toen via het drug access-programma de eerste vier maanden van de fabrikant. Op het moment dat er een respons was, nam de zorgverzekeraar de vergoeding over.’