De nieuwe therapieën die de afgelopen jaren beschikbaar zijn gekomen tegen niercelcarcinoom (RCC) kennen ook nieuwe bijwerkingen. Van TK-remmers zijn de bijwerkingen al goed bekend en beheersbaar, met immunotherapie wordt momenteel ervaring opgebouwd. In bijwerkingenmanagement is een belangrijke rol weggelegd voor de verpleegkundig specialist.
‘Het is van belang om patiënten goed voor te lichten over de bijwerkingen en duidelijk te maken wanneer ze aan de bel moeten trekken’, vertelt verpleegkundig specialist Esther Selier van het Haga Ziekenhuis in Den Haag. ‘Wij bespreken dat met de patiënten nadat zij van de arts te horen hebben gekregen welke therapie zij krijgen. We wachten overigens niet altijd af tot een patiënt belt. Het kan gebeuren dat het innameschema ingewikkeld is voor de patiënt, of dat een patiënt in het verleden al bijwerkingen heeft gehad en daardoor wat angstig is om weer te starten. Dan bellen wij zelf actief met de patiënt. De controles gebeuren vaak om en om met de arts. Dus wij zien en spreken de patiënt regelmatig, waardoor we een band kunnen opbouwen. Daarnaast doen we palliatieve begeleiding, wanneer de medicijnen niet meer aanslaan. Dat bestaat bijvoorbeeld uit het instellen van pijnmedicatie. Eventueel dragen we de patiënt weer over aan de huisarts.’
Andere populatie
Uit studies is meestal wel bekend welke bijwerkingen kunnen optreden. Internist-oncoloog Danny Houtsma van het Haga Ziekenhuis noemt voor immunotherapie met name autoimmuunreacties zoals schildklierafwijkingen, colitis, huidtoxiciteit, diabetische ketoacidose of uitval van de bijnieren. Daarover kan de patiënt worden voorgelicht. ‘Maar de patiëntenpopulatie in een studie is anders dan in de spreekkamer. Deze patiënten hebben vaak comorbiditeit. De therapie tegen RCC kan interactie geven met bijvoorbeeld cardiale medicatie of antistollingsmiddelen. Dat speelt niet zozeer bij immunotherapie, maar wel bij de TK-remmers. Die kunnen andere medicatie versterken of juist verzwakken. Daar moeten we altijd alert op zijn.’