Zowel de ziekte zelf als de medicamenteuze behandeling ervan vormt bij mannen met prostaatcarcinoom een bedreiging voor hun botgezondheid. Preventieve maatregelen, onder meer in de vorm van leefstijlinterventies en behandeling met bisfosfonaten of denosumab, kunnen het risico op zogeheten skeletal related events (SRE’s) verkleinen. Van dergelijke interventies is geen langere overleving aangetoond, maar ze verbeteren wel de kwaliteit van leven.
Androgeen-onderdrukkende therapie vormt al sinds de befaamde publicatie van de Canadese arts-onderzoeker dr. Charles Huggins in 1941 in Cancer Research1 de ruggengraat van de behandeling van gevorderd of gemetastaseerd prostaatcarcinoom. Testosteron fungeert immers als ‘Pokon’ voor de prostaatcarcinoomcellen. Bestond de androgeen-onderdrukkende therapie destijds nog uit het operatief verwijderen van de testes, tegenwoordig is de testosteronproductie met medicijnen volledig te blokkeren. ‘Testosteron heeft tal van functies in het lichaam. Dat betekent dat het blokkeren van de aanmaak ervan nogal wat teweegbrengt in het mannenlichaam’, stelt internist-endocrinoloog dr. Niek Valk. ‘Naast fysieke gevolgen, zoals verminderde baardgroei, afname van spiermassa en optreden van opvliegers, melden veel mannen die wegens prostaatcarcinoom een androgeen-onderdrukkende behandeling krijgen een afname van seksuele interesse en emotionele veranderingen.’
Botdichtheid meten
Een belangrijk fysiek effect van de androgeen-onderdrukkende behandeling is ook de negatieve invloed ervan op de botgezondheid. Valk: ‘Testosteron is bij mannen ook belangrijk voor de botvorming. Het blokkeren van de aanmaak van testosteron heeft daardoor een negatieve invloed op de botdichtheid. Met als gevolg dat het risico op osteoporose en daardoor het risico op botbreuken toeneemt. Het hoeft geen betoog dat dit verhoogde fractuurrisico een sterk negatief effect heeft op de kwaliteit van leven. Waarbij met name de aantasting van de wervels de kwaliteit van leven negatief beïnvloedt.’ 2 Alle reden dus om de botgezondheid bij mannen met prostaatcarcinoom goed in de gaten te houden en zo nodig en zo mogelijk te verbeteren? ‘Dat klopt’, beaamt Valk. ‘Idealiter zou bij iedere man met prostaatcarcinoom een botdichtheidsmeting moeten plaatsvinden voor of rondom het moment dat androgeen-onderdrukkende therapie wordt overwogen. Is de botdichtheid laag en heeft de patiënt nog een gunstige levensverwachting, dan is het risico op fracturen groot. Het is dan wenselijk te proberen de botdichtheid te verbeteren om zo de kans op botbreuken te verminderen. Bij patiënten met een lage botdichtheid en een korte levensverwachting is de kans op fracturen minder groot en is de noodzaak tot een interventie minder groot. Die interventie bestaat om te beginnen uit het advies extra calcium en vitamine D in te nemen en meer te bewegen – het algemene recept voor mensen met een lage botdichtheid. Daarbovenop kan een behandeling volgen met medicijnen die de botafbraak remmen, zoals bisfosfonaten of denosumab.’