Pembrolizumab is bij behandelnaïeve patiënten met niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) die 50 procent of meer PD-L1-expressie (programmed death-ligand 1) hebben effectiever gebleken dan standaard chemotherapie. Dit betekent dat het testen op PD-L1 ook bij patiënten in de eerste lijn is geïndiceerd. Drie longartsen vertellen over de haken en ogen die hier aan zitten.
De ontwikkelingen rond de PD-1- en PD-L1-remmers gaan bijzonder snel en lijken verregaande consequenties voor de dagelijkse praktijk te krijgen. De meest recente ontwikkeling in dit verband is de studie van Reck et al., gepubliceerd in de New England Journal of Medicine, die laat zien dat de PD-1-remmer pembrolizumab bij eerstelijns NSCLC-patiënten met een PD-L1-expressie van ≥50 procent effectiever is dan standaard chemotherapie (zie ook kader).1 Prof. dr. Joachim Aerts vertelt welke gevolgen dat kan hebben. ‘Vooralsnog krijgen alle patiënten met NSCLC in de eerste lijn in principe chemotherapie, terwijl ze in de tweede lijn de PD-1-remmer nivolumab krijgen’, vertelt hij. ‘Het maakt daarbij niet uit of de patiënt een hoge, lage of geen PD-L1-expressie heeft, omdat nivolumab voor alle gevallen in de tweede lijn is geregistreerd. Nivolumab is echter veel minder effectief bij PD-L1-negatieve patiënten: met name in de eerste drie maanden hebben patiënten meer baat bij chemotherapie dan bij nivolumab.2 Deze patiënten wordt docetaxel soms onthouden, terwijl de effectiviteit mogelijk beter is met deze chemotherapie dan met immuuntherapie.’ Pembrolizumab daarentegen kan alleen worden voorgeschreven aan PD-L1-positieve patiënten: in de tweede lijn met een PD-L1-expressie van ≥1 procent en in de eerste lijn met een PD-L1-expressie van ≥50 procent, maar pembrolizumab wordt nog niet vergoed.’ Bij lage of geen PD-L1-expressie is immuuntherapie in de eerste lijn geen optie, meent dr. Cor van der Leest, maar bij een hoge expressie dus wel.
'Als klein ziekenhuis kun je niet langer zonder netwerk’