Voor de behandeling van longcarcinoom is tijdens AACR Virtual Annual Meeting 2020 een veelbelovende nieuwe targeted therapy gepresenteerd. Longartsen prof. dr. Piet Postmus en prof. dr. Egbert Smit beoordeelden deze studie en hopen op een snelle Europese goedkeuring van capmatinib. Verder zagen de longartsen bij hun selectie van klinisch relevant nieuws dat tumoren met specifieke mutaties ondanks een ander vermoeden toch goed reageren op checkpointremmers, en becommentariëren ze twee studies naar bijwerkingen van de behandeling.
Naar schatting 3 à 4 procent van alle niet-kleincellige longtumoren (NSCLC) bevat een mutatie in het MET-oncogen, om precies te zijn in exon 14. ‘Patiënten met zo’n mutatie hebben een ongunstige prognose’, vertelt Postmus. ‘Uit diverse analyses blijkt dat MET-gemuteerde NSCLC-tumoren amper immunogeen zijn. Behandeling met een checkpointremmer heeft daardoor weinig effect.’ Capmatinib is een selectieve remmer van het MET-tyrosinekinase, een remmer die bovendien in staat is de bloedhersenbarrière te passeren. In de (niet gerandomiseerde) fase II-studie GEOMETRY mono-1 is het effect onderzocht van een behandeling met capmatinib bij patiënten met stadium III en IV NSCLC (EGFR- en ALK-wildtype).
Tijdens de AACR Virtual Annual Meeting 2020 presenteerde dr. Edward Garon, University of California in Los Angeles, de resultaten van twee cohorten uit die studie: patiënten die in de eerste lijn zijn behandeld met capmatinib (n=28) en patiënten die in de tweede of derde lijn zijn behandeld met capmatinib (n=69).1 In de eerste lijn leidt capmatinib tot een objectieve responskans (ORR) van 67,9 procent (95%-BI: 47,6 – 84,1), tegenover 40,6 procent (95%-BI: 28,9 - 53,1) in tweede of derde lijn (zie ook figuur). In de eerste lijn bedraagt de mediane duur van de respons 11,1 maanden (95%-BI: 5,6 - niet bereikt), in de tweede of derde lijn 9,7 maanden (95%-BI: 5,6 -13,0). ‘Dat zijn mooie responspercentages’, stelt Smit. ‘Vergelijkbaar met de percentages die we gewend zijn van andere behandelingen met doelgerichte kleine moleculen bij NSCLC, bijvoorbeeld medicijnen gericht tegen ALK, EGFR of BRAF. Bovendien zagen de onderzoekers bij patiënten met hersenmetastasen eenzelfde mate van respons in de hersenen als buiten de hersenen; Van de 13 patiënten met hersenmetastasen vertoonden er 7 een respons, waarvan 4 een complete respons.
‘Ik hoop dat de EMA dit voorbeeld spoedig volgt’