Eerder dit jaar verschenen de resultaten van de NELSON-studie, een onderzoek naar longkankerscreening onder Belgische en Nederlandse (ex-)rokers. Hoewel de resultaten het nut van screening onderstrepen, blijven beleidsmakers in Den Haag terughoudend. Een internationaal vervolgonderzoek kan hun bezwaren weerleggen. Projectleider prof. dr. Harry de Koning heeft goede hoop.
Longcarcinoom is wereldwijd de meest dodelijke vorm van kanker. Ondanks de grote aantallen patiënten stonden longartsen de afgelopen vijftig jaar hulpeloos aan de zijlijn. Vanwege het ontbreken van adequate diagnostiek was een diagnose vaak niet mogelijk voor het bereiken van stadium IV.
Intussen is de diagnostiek sterk verbeterd. Met CT-scanners met een hogere resolutie zijn kleinere ‘vlekjes’ op de longen te zien zonder dat daarvoor een hoge stralingsdosis nodig is. Die vooruitgang heeft geleid tot initiatieven voor longkankerscreening.
Een van die screeningsinitiatieven is het Nederlands-Leuvens Longkanker Screenings Onderzoek (NELSON-studie) dat in het jaar 2000 van start ging. De NELSON-trial is een uitvloeisel van de National Lung Screening Trial (NLST), een studie onder meer dan 50 duizend Amerikaanse (ex-)rokers. Deze studie wees uit dat 3 jaarlijkse longkankerscreeningen met een CT-scan zorgden voor een sterftereductie van 20 procent ten opzichte van screening met röntgenfoto’s van de thorax.1