Studies zoals ADAURA tonen het belang aan van moleculaire diagnostiek bij patiënten met vroegstadium NSCLC, stelt Lidia Barberio, directeur Longkanker Nederland. Dat vraagt om bewustwording bij zowel specialisten als patiënten. ‘In de praktijk is het gangbaar dat patiënten alleen in stadium IV worden getest op een mutatie.’
Testen in stadium IV moet volgens de richtlijn, maar, zo stelt Barberio: ‘We weten dat ook in andere stadia mutaties aanwezig kunnen zijn. Er is nu voor het eerst in een fase III-studie bewezen dat een doelgerichte therapie in vroege stadia van ziekte significante meerwaarde heeft voor de patiënt. We weten alleen nog niets over de algehele overleving. Daarvoor is het onderzoek nog te immatuur. Toch zijn de resultaten heel interessant, ook voor patiënten die geen EGFR-mutatie hebben.’
Testen op andere mutaties
De directeur van Longkanker Nederland trekt het meteen breder: ‘Het geeft te denken: zou er niet ook in vroegstadium van ziekte op andere mutaties getest moeten worden? Het zou goed kunnen dat farmaceuten in de toekomst vaker gaan kijken naar de inzet van doelgerichte therapieën bij andere mutaties in vroegere stadia. Daar zouden we de richtlijnen op kunnen aanpassen.’ Hoe meer onderzoek gedaan wordt, hoe meer er ontdekt wordt over behandelbare mutaties, zo redeneert Barberio. ‘Je kunt je afvragen of je alleen moet testen op mutaties als er behandelmogelijkheden zijn, zoals nu bij EGFR het geval is. Het is een mutatie die vrij vaak voorkomt. Ander onderzoek wordt vaak bemoeilijkt door de kleine aantallen: de meeste mutaties zijn vrij zeldzaam. Pas bij grotere aantallen kun je gemakkelijk een behandeling introduceren.’ Juist dit toont het belang aan van zoeken naar mutaties in vroegstadium NSCLC, betoogt Barberio.