Er zijn nog weinig behandelingen beschikbaar voor oogmelanoom, een zeldzame aandoening met een incidentie van 200 tot 250 gevallen in Nederland. Prof. dr. Ellen Kapiteijn, specialist in dit deelvakgebied, trof tijdens ESMO Congress 2025 eindelijk interessante ontwikkelingen.
Kapiteijn vond het een positief teken dat drie studies zijn gepresenteerd naar nieuwe behandelingen, zowel voor oogmelanoom in een vroeg stadium als voor gemetastaseerde ziekte. ‘Een fase II-studie naar neoadjuvant darovasertib – een selectieve proteïnekinase C-remmer – bij patiënten met primair oogmelanoom toonde dat darovasertib bij 50 procent van de patiënten leidde tot een afname van de tumor in het oog met minimaal 20 procent.1 Daardoor hoefde bij 60,5 procent minder patiënten het oog te worden verwijderd. In deze studie waren vooral patiënten geïncludeerd met grotere oogmelanomen, die vaak leiden tot een volledige verwijdering van het oog. Binnenkort gaat er een fase III-studie van start. Daarin wordt de huidige behandeling – oogverwijdering of bestraling – vergeleken met neoadjuvante behandeling met dit nieuwe middel, gevolgd door lokale behandeling.’
T-CELRECEPTOR-T-CELTHERAPIE
De tweede presentatie die Kapiteijn aansprak ging over een fase I-studie naar een T-celreceptor-T-celtherapie – anzutresgen autoleucel – bij patiënten met eerder behandeld gemetastaseerd oogmelanoom.2 ‘Deze studie laat een indrukwekkend objectief responspercentage van 67 procent zien en een lang aanhoudende respons met een mediane verlenging van de progressievrije overleving met 8,5 maanden. Deze behandeling is gericht tegen preferentially expressed antigen in melanoma (PRAME). De bijwerkingen zijn relatief mild, cytopenie en cytokine-release-syndroom dat vanwege het werkingsmechanisme te verwachten is, was meestal van graad 1 of 2. Een kanttekening bij deze behandeling is dat deze alleen effectief is bij mensen die HLA-A*2:01-positief zijn, ongeveer 40 procent van de doelgroep. Een mooie studie dus, maar voor een beperkte groep patiënten.’




