Longchirurg dr. Koen Hartemink (AVL) denkt niet dat er direct veel zal veranderen in het chirurgisch landschap als de resultaten van de ADAURA-studie geïmplementeerd zijn. ‘De adjuvante behandeling zal waarschijnlijk wel aangepast gaan worden’, verwacht hij.
Hartemink verwacht dat naast adjuvante chemotherapie adjuvante osimertinib een rol gaat spelen in de behandeling van EGFR-gemuteerde tumoren. ‘Maar dit zal vermoedelijk weinig invloed hebben op de indicatiestelling voor een chirurgische behandeling. Wel moeten we ons realiseren dat in deze studie relatief veel – 35 procent – stadium IIIA-patiënten geïncludeerd zijn, dat wil zeggen met een postoperatief vastgesteld tumorstadium volgens TNM7. Deze patiënten werden geopereerd en kregen adjuvante osimertinib. In de Nederlandse setting wordt deze groep soms direct geopereerd, maar doorgaans krijgt deze groep patiënten, indien klinisch gestadieerd IIIA, concurrente chemoradiotherapie, al dan niet gevolgd door resectie of adjuvante immuuntherapie. Het is mogelijk dat een groter deel van hen in de toekomst direct geopereerd wordt, waarna adjuvant osimertinib gegeven wordt.’
Operabiliteit
Of een patiënt met NSCLC wel of niet geopereerd wordt, wordt bepaald door het tumorstadium en de operabiliteit: is de patiënt klinisch in staat een resectie te ondergaan? Hartemink: ‘Hierbij letten we onder meer op aanwezige comorbiditeit, de cardiopulmonale status en de resectabiliteit van de tumor. Kan een radicale resectie verricht worden door een anatomische resectie plus een hilaire en mediastinale lymfeklierdissectie? De resectabiliteit bepaalt de chirurg, de operabiliteit bepaalt de chirurg in samenspraak met de longarts en de anesthesioloog, met eventueel een consult van andere specialisten zoals bijvoorbeeld een cardioloog.’