Toepassing van durvalumab na chemoradiatie bij niet-resectabel niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) verbetert de overall survival (OS). Dat blijkt uit data van de internationale PACIFIC-studie die dit najaar bekend zijn gemaakt tijdens het World Conference on Lung Cancer 2018 in Toronto. Radiotherapeut prof. dr. Suresh Senan en longarts dr. Idris Bahce bespreken resultaten en mogelijke implicaties van de studie.
De mediane overleving in de PACIFIC-studie is 28,7 maanden in de controlearm en is niet bereikt in de durvalumab-arm.1 De hazard ratio is 0,68. Durvalumab verbeterde de overleving in alle vooraf gedefinieerde subgroepen en ook van de secundaire eindpunten time to death or distant metastasis (TTDM), time to second progression (PFS2), time to first subsequent therapy or death (TFST) en time to second subsequent therapy or death (TSST). PACIFIC is de eerste studie die overlevingswinst laat zien na chemoradiatie in deze patiëntenpopulatie met niet-resectabel NSCLC (stadium III).
Wel of geen selectie op PD-L1?
De primaire eindpunten van de studie waren progressievrije overleving (PFS) en OS. Eerder was al bekendgemaakt dat durvalumab leidde tot langere progressievrije overleving: 17,2 maanden tegen 5,6 maanden in de controlegroep.2 ‘De winst in PFS was al heel hoog. Het was dus te verwachten dat er eveneens een groot voordeel zou zijn in OS’, zegt Bahce. ‘De vraag is nog wel of dit geldt voor de gehele patiëntenpopulatie of alleen voor PD-L1-positieve patiënten. Op basis van deze studie is er nu EMA-goedkeuring voor durvalumab. De goedkeuring is voor patiënten die meer dan 1 procent PD-L1-positief zijn. Maar de studie was niet opgezet voor selectie op PD-L1.’
Volgens Bahce zijn er twee mogelijke verklaringen voor de overlevingswinst met durvalumab. De eerste is synergie tussen durvalumab en radiotherapie. Het voordeel van durvalumab lijkt namelijk hoger bij snellere start na chemoradiotherapie. ‘Het is bekend dat radiotherapie immunogeniserend kan werken. In theorie zijn alle deelnemende patiënten fit voor deze behandeling, maar misschien krijgen de fitste patiënten toch sneller durvalumab dan de iets minder fitte patiënten. Zij hebben dan meer voordeel van de immunogeniserende werking van de bestraling.’
De tweede verklaring kan zijn dat durvalumab het ontstaan van recidieven uitstelt. Bahce: ‘Een groot deel van deze patiënten krijgt uiteindelijk een recidief na chemoradiotherapie. Blijkbaar blijven na chemoradiatie toch tumorcellen aanwezig. Het kan zijn dat durvalumab de groei daarvan vertraagt. Dat is dan in feite een heel vroege tweedelijns behandeling die de verdere groei van de ziekte uitstelt.’ Mogelijk is in de PACIFIC-studie zichtbaar dat beide effecten optreden.