Onlangs heeft een werkgroep van de NVALT diverse modules van de Nederlandse richtlijn voor niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) aangepast aan de nieuwste wetenschappelijke inzichten. Afgelopen voorjaar verscheen ook een herziening van de ESMO-richtlijn ten aanzien van de plaats van durvalumab bij de behandeling van NSCLC. Dr. Hugo Schouwink en prof. dr. Piet Postmus bespreken de nieuwe adviezen.
De aanleiding voor het herzien van de Nederlandse richtlijn NSCLC is vrij banaal, legt Schouwink uit. Schouwink is longarts in het Medisch Spectrum Twente en vormde samen met dr. Anthonie van der Wekken, longarts in het UMC Groningen, namens de NVALT het voorzittersduo van de werkgroep die de herziening van de richtlijn heeft uitgevoerd.1 ‘De tekst van de richtlijn stamde deels nog uit 2011. Er zijn in 2014 en 2015 herzieningen verschenen ten aanzien van enkele aspecten van radiotherapie, chemoradiotherapie en EGFR-gerichte therapie. In de jaren daarna hebben zich belangrijke ontwikkelingen voltrokken, met name op het gebied van de diagnostiek en de immuun- en doelgerichte therapie bij NSCLC.’ Tijd dus voor een herziening. Een herziening die, zoals tegenwoordig gebruikelijk is, modulair van opzet is aangezien dat relatief snel is uit te voeren. Dat wil echter niet zeggen dat de herziening van de richtlijn NSCLC in een half jaar klaar was en daardoor de meest recente wetenschappelijke inzichten weergeeft, tempert Schouwink de verwachtingen. ‘Ook een modulaire herziening vereist een grondige werkwijze en kost al gauw een jaar of langer. Maar dat is niet erg. In een richtlijn wil je bezonken kennis weergeven, zaken die breed kunnen worden toegepast. Voor de allernieuwste of zelfs nog experimentele vormen van diagnostiek en therapie kunnen patiënten in Nederland altijd terecht in de gespecialiseerde centra die vooroplopen in de ontwikkelingen.’
‘In de werkgroep is ook plaats ingeruimd voor twee pathologen en een klinisch moleculair bioloog in de pathologie’