Lidia Barberio, directeur van Longkanker Nederland, ziet op grote wetenschappelijke bijeenkomsten zoals de ASCO niet alleen snelle ontwikkelingen in behandeling, maar ook op het gebied van diagnostiek en toepassing van biomarkers. ‘De afwegingen voor patiënten en behandelaars nemen toe. Maar die komen in de spreekkamer nog niet altijd aan bod. Daarom hebben wij, op initiatief van het Erasmus MC, de afgelopen twee jaar met hen een keuzehulp ontwikkeld voor niet-kleincellige longkanker. Deze wordt de komende tijd getest in de praktijk.’
Voor niet-kleincellige longkanker (NSCLC) zijn er veel ontwikkelingen. Het is lastig om die als individuele longarts allemaal bij te houden. Barberio: ‘Daarom is de ASCO van groot belang. Daar wordt alles overzichtelijk op een rij gezet, waarbij je weet dat de informatie betrouwbaar is.’ In de ASCO-presentaties over NSCLC was veel aandacht voor behandeling en diagnostiek. Met behulp van biomarkers kan worden onderzocht welke specifieke kenmerken de longkanker van een patiënt heeft en op welke therapie die patiënt mogelijk zal reageren. ‘Dat is natuurlijk geweldig, want een behandeling die niet gaat werken, is verloren tijd en geeft onnodige bijwerkingen. Er worden steeds weer nieuwe aberraties gevonden die een doel kunnen zijn voor behandeling. Er komen dan ook veel nieuwe middelen aan, zoals was te zien op de ASCO maar ook in de Horizonscan Geneesmiddelen van het Zorginstituut. Voorwaarde voor het gebruik daarvan is wel dat eerst wordt getest welke aberratie een patiënt heeft. Het belang van deze testen en de toepassing ervan worden steeds belangrijker.’
Stap vooruit
Als voorbeeld noemt Barberio KRAS, de meest voorkomende mutatie bij NSCLC. De standaard behandeling daarvoor is chemotherapie. ‘Maar er komt een doelgerichte therapie aan. Deze is specifiek tegen het subtype G12C, dat voorkomt bij ongeveer vijftien procent van de patiënten met KRAS. Voor die groep is het dus een stap vooruit. Bovendien komen er uitbreidingen van immuuntherapie, zoals een combinatiebehandeling met chemotherapie en immuuntherapie tegen plaveiselcelcarcinoom als subtype van NSCLC. Immuuntherapie kan wellicht ook voor of na een operatie worden ingezet, om de kans op recidief na een operatie verkleinen. Ook hierover is een onderzoek gepresenteerd op de ASCO.’