Immuuntherapie bij TNBC heeft tegenstrijdige resultaten, het effect van duale HER2-blokkade in de adjuvante setting valt tegen en adjuvant T-DM1 blijkt niet minder toxisch dan de standaardaanpak. Vooralsnog zal volgens internist-oncologen prof. dr. Vivianne Tjan-Heijnen en dr. Inge Baas de klinische praktijk weinig veranderen na het San Antonio Breast Cancer Symposium 2019.
Een van de nieuwe studies die op het SABCS 2019 zijn gepresenteerd, betrof een metaanalyse van voornamelijk Duitse studies naar het effect van capecitabine als neoadjuvante of adjuvante behandeling voor vroegstadiummammacarcinoom.1 De analyse van individuele patiëntendata van meer dan 15.000 vrouwen liet zien dat in de totale patiëntengroep de toevoeging van capecitabine de ziektevrije overleving (DFS) niet verbeterde ten opzichte van behandeling zonder capecitabine (HR: 0,95; P = 0,115). Ook wanneer capecitabine in plaats van een ander middel werd gegeven, leverde dit geen DFS-voordeel op.
Daarentegen was er wel een kleine, significante verbetering van de DFS wanneer capecitabine werd toegevoegd aan de systemische behandeling (HR: 0,89; P = 0,005). Bij vrouwen met tripelnegatief mammacarcinoom (TNBC) had de toevoeging van capecitabine aan de systemische behandeling een duidelijk voordeel, zowel op de DFS (HR: 0,82, P = 0,004) als de totale overleving (HR: 0,78; P = 0,004). Baas vindt dat de resultaten goed aansluiten op de bevindingen van een voorgaande meta-analyse uit 2017.2 ‘Beide analyses laten zien dat capecitabine in de curatieve setting alleen meerwaarde heeft als toevoeging en niet als vervanging van een deel van de standaardbehandeling. Verder wordt de belangrijkste winst behaald bij vrouwen met een TNBC.’ Desondanks zijn er volgens Baas aanwijzingen dat capecitabine wel meerwaarde kan hebben bij de behandeling van een vroeg stadium HR-positief mammacarcinoom. Zo vond de CREATE-X-studie enkele jaren geleden wel een voordeel van de toevoeging van capecitabine en suggereert ook de op SABCS 2019 gepresenteerde POTENT-studie dat fluoropyrimidines effectief zijn.3 In deze Japanse studie verbeterde toevoeging van de fluoropyrimidine S-1 de ziektevrije overleving na een follow-up van 51,4 maanden (HR: 0,63; P < 0.001).4 Baas vat samen: ‘Dus we hebben twee meta-analyses waaruit blijkt dat toevoeging van capecitabine met name bij TNBC effectief is, en anderzijds de CREATE-X- en de POTENT-studie die ook een voordeel zien bij HR-positieve patiënten. Dat maakt het lastig om te bepalen hoe we hier nu in de praktijk mee om moeten gaan. In dit geval vind ik de behandelstrategie van CREATE-X interessant, die in de neoadjuvante setting de standaardbehandeling voorschrijft en de toevoeging van capecitabine ter overweging geeft wanneer er geen pathologisch complete respons optreedt. Maar bij HR-positieve ziekte is er natuurlijk al endocriene therapie, en zal capecitabine in de praktijk waarschijnlijk vooral bij patiënten met een heel hoog risico op een recidief worden ingezet.’ Bij TNBC is er volgens Baas weinig discussie meer over de waarde van adjuvant capecitabine en zullen veel behandelaars dit al inzetten. Evenmin is er discussie als een neoadjuvante behandeling geen pathologisch complete respons oplevert.