Het aantal gevallen van oesofaguscarcinoom in Nederland neemt nog ieder jaar toe. Omdat deze mensen zich vaak pas in een laat stadium bij een arts presenteren is hun prognose relatief slecht, al hebben nieuwe behandelmethoden de overleving wel verbeterd. Een maag- darm- en leverarts, chirurg-oncoloog en internist-oncoloog vertellen hoe nieuwe ontwikkelingen de behandeling en zorg voor deze patiënten veranderd heeft.
Oesofaguscarcinoom wordt meestal pas ontdekt als er klachten zijn, zoals passageklachten en gewichtsverlies. Helaas is de ziekte dan vaak al in een vergevorderd stadium. Vroege opsporing zou de prognose van oesofaguscarcinoom aanzienlijk kunnen verbeteren. ‘Sommige groepen mensen surveilleren we, daarbij vinden we soms tumoren zonder dat er klachten zijn’, zegt prof. dr. Bas Weusten, als maag- darm- en leverarts gespecialiseerd in de opsporing en behandeling van vroege vormen van oesofaguscarcinoom. ‘De belangrijkste populatie die we in de gaten houden zijn mensen met een Barrett-slokdarm, met zichtbare veranderingen in het slijmvlies van de slokdarm onder invloed van maagzuur.’
De incidentie van oesofaguscarcinoom en tumoren van de gastro-oesofageale junctie in Nederland neemt al decennialang toe: van ruim 1.100 in 1989 tot ongeveer 3.000 in 2019 (zie ook het eerste figuur hieronder).1 Vooral oesofaguscarcinoom van het type adenocarcinoom neemt toe. ‘Het andere type, plaveiselcelcarcinoom, ontstaat uit het oorspronkelijke slijmvlies van de slokdarm. Wereldwijd komt plaveiselcelcarcinoom het meest voor, met grote regionale verschillen. Daarbij spelen gemeenschappelijke exogene factoren een rol. In het Westen zie je tegenwoordig meer adenocarcinoom, wat ontstaat uit het Barrett-epitheel. Dit heeft te maken met de toename van obesitas. Daarbij is vaker sprake van reflux, wat kan leiden tot het ontwikkelen van Barrett-epitheel. Het slijmvlies van de slokdarm verandert door het maagzuur en gaat meer op maag- of dunne darmslijmvlies lijken. En dat kan kwaadaardig ontaarden.’
Van het overgrote deel van de bevolking is niet bekend dat ze een Barrett-slokdarm hebben. Vaak blijkt dat pas wanneer bij refluxklachten een endoscopie wordt verricht. ‘De meeste mensen die we vanwege een Barrett-slokdarm controleren, ontwikkelen helemaal geen oesofaguscarcinoom, en van de meeste mensen die zich presenteren met een adenocarcinoom was niet bekend dat ze een Barrett-slokdarm hadden.’