Bij patiënten met epitheliaal ovariumcarcinoom vormt chirurgie een essentieel onderdeel van de behandeling. Ongeveer de helft van de patiënten kan meteen worden geopereerd. De andere groep is beter te opereren als zij voorafgaand aan de operatie eerst neoadjuvante chemotherapie krijgen. Een nieuwe vorm van hypertherme intraperitoneale chemotherapie (HIPEC) met verwarmde chemotherapie is recentelijk onderzocht en zou de overlevingskansen van ovariumcarcinoompatiënten verder kunnen verbeteren.
Ovariumcarcinoom is in een vroeg stadium, wanneer de tumor zich beperkt tot één of beide ovaria, meestal asymptomatisch. Wanneer de tumor wordt ontdekt, heeft deze zich vaak verder in de buikholte uitgebreid naar lymfeklieren, buikvlies, darmen en/of middenrif. Bij de operatie worden zoveel mogelijk zichtbare tumorhaarden verwijderd (debulking). Tevens worden beide ovaria, de uterus en het omentum majus meestal verwijderd, vertelt dr. Brigitte Slangen, oncologisch gynaecoloog in het Maastricht UMC+. Na de debulking volgt adjuvante systemische chemotherapie met carboplatine en paclitaxel. Bij patiënten met gevorderd ovariumcarcinoom is het echter niet altijd mogelijk om tijdens de operatie alle tumoren te verwijderen. Slangen: ‘Dan kan ervoor worden gekozen om eerst drie kuren systemische neoadjuvante chemotherapie te geven, gevolgd door chirurgie en daarna drie kuren systemische adjuvante chemotherapie. Deze behandeloptie wordt intervaldebulking genoemd, omdat je tussen de kuren chemotherapie in opereert.’ Alleen in stadium I t/m IIA volstaat vaak een operatie. ‘Bij een vroeg stadium van het ovariumcarcinoom heb je kans de ziekte met een operatie te genezen. Chemotherapie is dan niet nodig. Bij de lagere stadia is er echter wel discussie over de hoeveelheid lymfeklieren die verwijderd dient te worden. Bij de hogere stadia speelt dat juist niet. Dan zit er zoveel tumorweefsel in de buik, dat het geen invloed meer heeft op de overleving. Bij de hogere stadia is de kans op genezing klein. Het doel van de behandeling is daarom de ziekte zolang mogelijk weg te houden.’
Veel discussie
De keuze voor primaire debulking of intervaldebulking hangt vooral af van de inschatting of het lukt om in één keer alle tumoren weg te halen’, vertelt Slangen. ‘Als je het idee hebt dat dat mogelijk is, wil je het liefst meteen opereren. Studies wijzen uit dat als de tumor groter is, je beter eerst neoadjuvante chemokuren kunt geven.1 Je hoopt dat de grootte van de tumor afneemt en er lokalisaties verdwijnen, zodat je makkelijker kunt opereren.’ Toch is er nog veel discussie over wanneer primaire debulking wordt toegepast en wanneer intervaldebulking. Een Cochrane-analyse in 2013 wees uit dat er geen statisch significant verschil was tussen de overleving van ovariumcarcinoompatiënten die primaire debulking kregen en de patiënten met intervaldebulking. Bij een subgroepanalyse waarbij primaire chirurgie niet door oncologisch gynaecologen was verricht, of minder grondig was uitgevoerd, bleek intervaldebulking wel voordeel te bieden.2 Dit zou kunnen komen doordat er bij deze groep patiënten te veel grote tumorresten zijn achtergebleven, denkt Slangen. In de groep die intervaldebulking kreeg, slonken de tumoren dankzij de chemotherapie en konden ze bij de operatie makkelijker worden verwijderd.