Preoperatieve chemoradiotherapie verbetert de uitkomsten voor patiënten met pancreascarcinoom. Dat is het voorlopige resultaat van de Nederlandse multicenter PREOPANC-studie. De inmiddels gestarte PREOPANC-2-studie borduurt voort op de resultaten. Radiotherapeut-oncoloog dr. Geertjan van Tienhoven (Amsterdam UMC, locatie AMC) en chirurg-oncoloog dr. Bas Groot Koerkamp (Erasmus MC, Rotterdam) geven uitleg over de studies.
Van Tienhoven presenteerde de voorlopige resultaten van de PREOPANC-studie in juni op ASCO 2018.1 ‘De standaardbehandeling voor een te verwijderen pancreascarcinoom is nog altijd opereren met aanvullende chemotherapie’, vertelt hij over de aanleiding van de studie. ‘Welke chemotherapie dat is, staat nu ter discussie vanwege enkele recente studies. Maar ten tijde van de studie gebruikten we gemcitabine na chirurgie.’
Aanvullende therapie eerst
Maar veel patiënten halen de operatie niet. En na een resectie komt ongeveer de helft van de patiënten niet toe aan de chemotherapie. Daarom ontstond het idee, mede op grond van aanwijzingen uit de literatuur, om de aanvullende therapie vóór de operatie te geven (neoadjuvant). Daarbij is gekozen voor chemoradiotherapie. Via de Dutch Pancreatic Cancer Group en in samenwerking met prof. dr. Casper van Eijck van het Erasmus MC in Rotterdam is de landelijke gerandomiseerde studie opgezet, de PREOPANC-studie. Daarin is bij patiënten met een resectabel of borderline resectabel pancreascarcinoom de standaardbehandeling vergeleken met preoperatieve chemoradiotherapie gevolgd door chirurgie en het restant van de chemotherapie. De hoeveelheid chemotherapie was in beide armen gelijk. ‘Vergelijkbare studies in andere landen waren niet gelukt vanwege te weinig patiënten’, vertelt Van Tienhoven. ‘Met bijna 250 geïncludeerde patiënten is onze studie wel afgerond.’