Er vindt in Nederland volop onderzoek plaats naar de behandeling van pancreascarcinoom. Internist-oncologen dr. Hanneke Wilmink (UMC Amsterdam, locatie AMC) en Judith de Vos-Geelen (Maastricht UMC) vertellen over nieuwe ontwikkelingen.
Pancreascarcinoom is een aandoening die voornamelijk bij oudere mensen voorkomt. In Nederland zijn jaarlijks zo’n 2.500 nieuwe diagnoses, waarbij het merendeel van de patiënten ouder is dan 60 jaar. Chirurgie is alleen een optie bij resectabele of borderline resectabele tumoren. Slechts 20% van de patiënten komt hiervoor in aanmerking. Maar ondanks verwijdering van de tumor zijn de vooruitzichten slecht, met een 5-jaarsoverleving van 10 à 20%.1 Met adjuvante chemotherapie kan deze overleving verbeteren door toepassing van nieuwe regimes, maar hiervan is de winst niet groot. Bij het merendeel van de patiënten is de ziekte bij diagnose al lokaal gevorderd of gemetastaseerd.2
Chemotherapie
‘De behandelmogelijkheden voor patiënten met een gemetastaseerd pancreascarcinoom zijn beperkt en de vooruitzichten dus meestal slecht. Een belangrijke reden hiervoor is de ongevoeligheid van de tumor voor chemotherapie’, legt Wilmink uit. Het pancreascarcinoom is een fibrotische en hypoxische tumor, waardoor de chemotherapie slecht kan binnendringen. Maar in vergelijking met een aantal jaar geleden zijn er nu wel twee regimes: FOLFIRINOX en gemcitabine in combinatie met NAB-paclitaxel, die een overlevingsvoordeel laten zien ten opzichte van gemcitabine.3