De bloedhersenbarrière leek lang een belemmering voor systemische behandeling van hersenmetastasen. Onderzoek toont echter aan dat de beruchte barrière niet zo’n obstakel is als gedacht, waardoor bepaalde systemische therapieën een serieuze behandeloptie vormen bij hersenmetastasen. Neuro-oncologen prof. dr. Martin van den Bent en dr. Dieta Brandsma vertellen welke systemische middelen effect sorteren tegen uitzaaiingen in het brein van patiënten met HER2-positief mammacarcinoom.
‘Van oudsher is bekend dat cytostatica niet goed werken in de hersenen’, begint Van den Bent. ‘De bloedhersenbarrière speelt daar een belangrijke rol in. Enerzijds door tumorcelselectie, anderzijds door middelen tegen te houden. Sommige tumorcellen zijn beter in staat de barrière te passeren dan andere, wat kan samenhangen met bepaalde mutaties. Door deze selectie kunnen hersenmetastasen andere eigenschappen hebben en anders reageren op cytostatica dan metastasen.’
Toch kan systemische therapie wel degelijk ‘iets doen’ bij hersenmetastasen. Van den Bent: ‘Al in de jaren negentig was duidelijk dat adjuvante systemische chemotherapie de prognose van patiënten met hersenmetastasen verbeterde.’1 Het effect van cytostatica op hersenmetastasen was echter vaak korter van duur dan het effect op andere metastasen. Van den Bent: ‘De systemische middelen van de vroegere generatie drongen niet goed door in de hersenen; een aantal meer recent ontwikkelde middelen doen dat beter en hebben ook een langere responsduur.’ Als verklaring voor de betere doordringbaarheid geeft de neuro-oncoloog aanpassing van de fysische eigenschappen van nieuwere middelen, waarbij geldt: kleine en/of lipofiele moleculen passeren de bloed-hersenbarrière makkelijker dan hydrofiele en/of grote moleculen.