De ASCO 2021 Annual Meeting omvatte maar liefst 34 mondelinge presentaties over mammacarcinoom. Internist-oncoloog dr. Maaike de Boer becommentarieert de meest spraakmakende voordrachten. Zij verwelkomt vooral de onderzoeksresultaten van de adjuvante behandeling met de PARP-remmer olaparib bij patiënten met een hoogrisico BRCA-gemuteerd mammacarcinoom.
Het meest baanbrekende onderzoek was volgens De Boer de presentatie van de eerste interimuitkomsten van de OlympiA studie.1 Deze fase III-studie onderzoekt de waarde van een adjuvante behandeling met de PARP-remmer olaparib na (neo)adjuvante chemotherapie bij patiënten met hoogrisico, BRCA-gemuteerd primair mammacarcinoom. ‘De studie borduurt voort op de positieve ervaring met PARP-remmers die is opgedaan bij ovariumcarcinoom’, vertelt De Boer. Aan OlympiA deden 1836 patiënten met mammacarcinoom met een kiembaan BRCA-mutatie mee met ziektestadium II of III, of bij wie een pathologisch complete respons (pCR) na neoadjuvante chemotherapie achterwege blijft. Zij werden gerandomiseerd naar 1 jaar adjuvante therapie met olaparib of placebo. ‘Olaparib verhoogde het percentage patiënten dat na drie jaar vrij was van invasieve ziekte van 77,1 procent naar 85,9 procent met een hazard ratio van 0,58. Het verschil zat hem vooral in de afstandsmetastasen. De uitkomsten ten aanzien van de algehele overleving zijn nog niet matuur, maar de curves lopen vanaf het eerste jaar al uiteen. Mooi is ook dat er geen meldingen zijn van ernstige complicaties op de lange termijn, met name myeloplastisch syndroom, acute myeloïde leukemie of andere maligniteiten. Dat is geruststellend. De studie laat ook zien dat een neoadjuvante behandeling met carboplatine geen negatieve invloed heeft op het effect van de behandeling met olaparib.’ Al met al zijn deze uitkomsten ‘practice changing’ voor deze patiënten, citeert De Boer de auteurs van de studie. ‘Het gaat hier om patiënten met een slechte prognose en deze nieuwe optie is een welkome aanvulling op het behandelarsenaal. Waarbij we natuurlijk moeten afwachten hoe de totale overleving er uit zal zien.’ Ook heeft zij nog enkele openstaande vragen. De Boer: ‘De meerderheid van de borstkankerpatiënten met een BRCA-mutatie heeft een triple negatief mammacarcinoom (TNBC). Indien er bij hen na neoadjuvante chemotherapie geen pCR is, krijgen zij nu op basis van de fase III-studie CREATE-X een adjuvante behandeling met capecitabine. De vraag is hoe capecitabine zich verhoudt tot olaparib als adjuvante behandeling. Het aardige is dat de nog lopende fase III-studie SUBITO hier mogelijk antwoord op kan geven. Daarin mogen patiënten in de controle-arm voorafgaand aan olaparib capecitabine krijgen. Ook weten we niet wat de meerwaarde van olaparib is bij patiënten met een lager risico BRCA-gemuteerd mammacarcinoom. Logischerwijs is er wel meerwaarde maar de absolute winst zal kleiner zijn vanwege het lagere risico vooraf.’
‘De overlevingscurves lopen vanaf het eerste jaar al uiteen’