De recente indicatie van olaparib als onderhoudsbehandeling na eerstelijnschemotherapie bij (een deel van de) vrouwen met ovariumcarcinoom heeft gevolgen voor de organisatie van de zorg bij deze aandoening. Internist-oncologen dr. Judith Kroep (LUMC; foto), dr. Nelleke Ottevanger (Radboudumc) en dr. Ingrid Boere (Erasmus MC Kanker Instituut) geven uitleg.
De afgelopen jaren is er flinke vooruitgang geboekt in de behandeling van het gevorderd ovariumcarcinoom. De komst van PARP-remmers heeft de uitkomst van de behandeling sterk verbeterd. Aanvankelijk ingezet in de tweede lijn, is de PARP-remmer olaparib als eerste middel van deze klasse sinds kort ook geïndiceerd als onderhoudsbehandeling bij vrouwen met primair, stadium III of IV, hooggradig, sereus of endometroïd BRCA-gemuteerd ovariumcarcinoom, die na de operatie en platina-bevattende chemotherapie een complete of partiële respons vertonen.1 De komst van de PARP-remmers heeft ook geleid tot een andere waardering van de ‘BRCA-status’ van de patiënte. Was deze in het verleden vooral belangrijk om – in geval van een BRCA-kiembaanmutatie – familieleden van de patiënte te attenderen op mogelijk dragerschap, de komst van de PARP-remmers maakt het kennen van de BRCA-status, zowel kiembaan als somatisch, nu belangrijk voor de patiënte zelf. Immers, de onderhoudsbehandeling met olaparib na eerstelijnschemotherapie is momenteel nog alleen geïndiceerd bij vrouwen met een BRCA-gemuteerde tumor.
Tumor first testing
‘Deze nieuwe indicatie maakt dat het belangrijk is dat de BRCA-status van de patiënte al vroeg in het traject bekend is’, vertelt Kroep. ‘Het zorgpad in de regio Leiden, maar ook in veel andere regio’s in Nederland, is daar inmiddels op ingericht. We hebben wekelijkse MDO’s met de ziekenhuizen in de regio waarbij we alle patiënten bespreken en gezamenlijk het behandelbeleid opstellen. Daarbij komt natuurlijk ook de noodzaak tot het uitvoeren van een BRCA-test ter sprake. Die test gebeurt op tumormateriaal dat via een biopt of tijdens debulkingchirurgie is verkregen. In onze regio voert de afdeling Pathologie van het LUMC de BRCA-testen uit. Daarbij gebeurt interpretatie van de varianten in een nauwe samenwerking tussen de klinisch moleculair bioloog in de pathologie, KMBP, van de afdeling Pathologie en de laboratoriumspecialisten van de Klinische Genetica.’