Bij de eerstelijnsbehandeling van patiënten met irresectabel, gemetastaseerd colorectaal carcinoom (CRC) leidt het toevoegen van atezolizumab aan een behandeling met FOLFOXIRI en bevacizumab tot een kleine, maar significante verlenging van de progressievrije overleving. De resultaten van de fase II-studie AtezoTRIBE zijn gepresenteerd tijdens ESMO Congress 2021.
De studie toont vooral een voordeel aan bij patiënten met mismatch-repair deficiënties (dMMR), maar suggereert dat ook patiënten zonder mismatch-repair deficiënties (pMMR) baat hebben bij immuuntherapie.1 In de totale groep patiënten was de mediane progressievrije overleving (PFS) 11,5 maanden bij behandeling met FOLFOXIRI en bevacizumab en 13,1 maanden bij FOLFOXIRI, bevacizumab en atezolizumab (HR: 0,69; P = 0,012). De responspercentages in beide groepen waren niet significant verschillend, met respectievelijk 64 en 59 procent. Een subgroepanalyse toonde dat met name patiënten met dMMR een groot voordeel hadden van de toevoeging van atezolizumab, met een mediane PFS van 6,6 maanden in de controlegroep versus ‘niet bereikt’ bij patiënten die ook atezolizumab kregen (HR 0,11, P = 0,002). Maar ook patiënten met pMMR leken enig voordeel te hebben, met een mediane PFS van 11,4 vs. 12,9 maanden (HR: 0,78; P = 0,071). Data over de totale overleving waren nog niet geschikt voor analyse. Het toevoegen van atezolizumab had verder geen grote invloed op het optreden van bijwerkingen.
De AtezoTRIBE-studie is geïnitieerd door de Italiaanse GONO-onderzoeksgroep. In totaal kregen 218 patiënten met niet-resectabel gemetastaseerd microsatelliet stabiel CRC maximaal 8 kuren FOLFOXIRI en bevacizumab (n = 73) of FOLFOXIRI, bevacizumab en atezolizumab (n = 145). Vervolgens kregen patiënten een onderhoudsbehandeling met respectievelijk 5FU en bevacizumab of deze combinatie plus atezolizumab. De combinatie van immuuntherapie met de angiogeneseremmer bevacizumab zou hypothetisch gezien voordeel op kunnen leveren, onder meer omdat bevacizumab de activiteit van immuunsuppressieve cellen vermindert en de infiltratie van T-cellen in de tumor bevordert.
In studies bij gemetastaseerd CRC waarin deze strategie is onderzocht, werd tot nog toe geen voordeel van immuuntherapie gezien. Dit waren met name onderzoeken in latere behandellijnen. De Italiaanse onderzoekers hoopten op een betere effectiviteit in de eerste lijn, omdat chemotherapie naar verwachting de hoeveelheid tumorantigenen verhoogt.