Bij solide tumoren met mismatch-repair-deficiënties (dMMR) is neoadjuvante behandeling met pembrolizumab een veilige en orgaansparende behandeling. Dat blijkt uit een fase II-studie die is gepresenteerd tijdens ESMO Congress 2021. De behandeling zorgde frequent voor een pathologisch complete respons.
Een eerdere studie toonde dat neoadjuvante immuuntherapie met nivolumab en ipilimumab bij patiënten met vroegstadium dMMR colorectaal carcinoom bij een fors percentage – ongeveer 60 procent – tot een pathologisch complete respons leidt.1 Amerikaanse onderzoekers onderzochten vervolgens het effect van immuuntherapie als monotherapie bij 35 patiënten met diverse tumoren met dMMR/microsatelliet-instabiliteit (MSI-H).2 Alle deelnemers hadden een hoogrisico, lokaal gevorderde tumor. Dit was veelal een colorectaal carcinoom (n = 27). Daarnaast ging het onder meer om een maagtumor, meningioom of pancreascarcinoom. Alle patiënten ontvingen twee kuren neoadjuvant pembrolizumab, waarna werd nagegaan of patiënten hier voordeel bij hadden. Als dit zo was, dan kregen patiënten nog zes kuren erbij. Voor patiënten zonder voordeel stopte de studie op dat moment. Na deze zes kuren vond chirurgische resectie plaats of continueerden de patiënten de behandeling tot maximaal één jaar. Het primaire eindpunt van de studie was de mate waarin een pathologisch complete respons wordt bereikt en de veiligheid van de behandeling.
Van de 33 evalueerbare patiënten ondergingen 14 patiënten een operatie en besloten 19 patiënten om een andere strategie toe te passen. Van deze patiënten werden er 9 op het moment van analyse nog steeds behandeld, 4 completeerden de maximale behandeling van 1 jaar en 5 patiënten stopten met de behandeling voordat het jaar was volgemaakt.
Na een mediane follow-up van 9,5 maanden bleek dat een pathologisch complete respons optrad bij 69 procent van de patiënten die tenminste drie kuren neoadjuvante behandeling hadden gehad (n = 13) en een resectie ondergingen. Echter, ook bij de patiënten zonder pathologisch complete respons was sprake van een duidelijke ziektereductie. Het objectieve responspercentage, bepaald met behulp van beeldvorming, was 75 procent: 25 procent was een complete respons, 50 procent een partiële respons, 22 procent stabiele ziekte en 3 procent progressieve ziekte.