Biomarkers die het behandelsucces bij een patiënt kunnen voorspellen zijn belangrijk om de oncologische behandelingen verder te kunnen personaliseren. Internist-oncoloog dr. Willemien Menke-van der Houven van Oordt, bioloog prof. dr. John Martens en patholoog prof. dr. Jelle Wesseling bespreken ieder twee studies met biomarkers die zijn gepresenteerd op San Antonio Breast Cancer Symposium 2020.
Menke noemt de fase III-studie MONALEESA-7 interessant voor de kliniek. In deze studie is retrospectief gezocht naar biomarkers die iets zeggen over de prognose van patiënten met gevorderd HR-positief, HER2-negatief gevorderd mammacarcinoom die de CDK4/6-remmer ribociclib in combinatie met endocriene therapie gebruiken. ‘We weten dat CDK4/6-remmers de progressievrije en algemene overleving van deze patiëntengroep als geheel verbeteren, maar we hebben nog geen goede biomarkers om te bepalen wie nu het meeste voordeel van de behandeling heeft. Uit de subgroepanalyse die nu is gedaan, blijkt dat de subtypen luminal A en B beide voordeel hebben van ribociclib, terwijl het prognostisch ongunstige basale subtype er geen baat bij heeft’, aldus Menke.
Een interessante observatie was dat het HER2-verrijkte subtype het meest profiteert van ribociclib met een hazard ratio van 0,39.1 ‘Een belangrijke klinische vraag blijft natuurlijk of je CDK4/6-remmers het beste in de eerste of in de tweede lijn kunt geven. Daarop hoopt de breed door de beroepsgroep gedragen SONIA-studie een antwoord te geven. Ook hierin wordt gekeken naar biomarkers, zoals circulerend tumor-DNA en PET-scans om de respons te voorspellen. Naar verwachting zal de studie deze zomer gesloten worden als het aantal van 1050 geïncludeerde patiënten gehaald is.’