Actuele resultaten van klinische studies met nieuwe medicijnen voor HER2-positief mammacarcinoom versterken de aanwijzingen dat deze middelen een belangrijke vooruitgang betekenen voor patiënten uit deze subgroep. Tevens geven de presentaties van het San Antonio Breast Cancer Symposium 2020 een impuls aan het vermoeden dat moleculaire diagnostiek van groot belang is voor de behandelkeus. Internist-oncoloog Monique Bos volgde het congres voor Oncologie Vandaag.
De virtuele vorm van het symposium had enerzijds voordelen, aldus Bos. Bijvoorbeeld doordat het van achter de pc makkelijk was om de krenten uit de pap te vissen. ‘Je kunt goed focussen op welke presentaties je wilt volgen en kunt die eventueel nog een keer terugkijken’, vertelt ze. ‘Anderzijds is het een enorm gemis dat we nu geen sociale contacten en gezamenlijke discussies hebben. Het is echt te hopen dat we in de toekomst weer op locatie kunnen samenkomen, maar misschien wel in een wat afgeslankte vorm. Het congres is met de jaren wel heel groot geworden.’
Een boodschap uit de presentaties tijdens het congres is dat het eiwit Ki-67 in de primaire diagnostiek van belang is voor de therapiekeuze en meting van het behandeleffect. Bijvoorbeeld om te beoordelen of endocriene therapie voldoende is voor de patiënt. Het is volgens Bos maar een voorbeeld dat wijst op de groeiende rol van de pathologie bij de behandeling van in dit geval HER2-positief mammacarcinoom. ‘Met name de moleculaire diagnostiek is nu veel belangrijker geworden. Momenteel worden voornamelijk immunohistochemische kleuringen gebruikt om te bepalen of bijvoorbeeld endocriene therapie dan wel HER2-gerichte therapie van meerwaarde is. Maar we kunnen nu ook met next generation sequencing en whole genome sequencing kijken naar wat de drivermutaties bij een patiënt zijn.’ Een studie met de toepassing van deze onderzoeksmethode bij HER2-positief mammacarcinoom leverden nieuwe resultaten.1
‘In de studie is gekeken naar de effectiviteit van de tyrosinekinaseremmers (TKI) neratinib, lapatinib en tucatinib bij patiënten met een HER2-mutatie, die niet per se een hoge expressie van HER2 op de tumorcellen hebben. Wanneer sprake is van een HER2-mutatie is de HER2-signaalroute soms continu actief. Bovendien zijn tumorcellen met HER2-mutaties maar met weinig HER2 op de celmembraan mogelijk beter aan te pakken met TKI’s dan met conventionele monoklonale antilichamen.’ De studie toonde aan dat neratinib het sterkste antiproliferatieve effect had tegen cellijnen met HER2-mutaties of -amplificaties, gevolgd door tucatinib en lapatinib. Verder bleek dat deficiënties in DNA-herstelmechanismen gerelateerd waren aan resistentie tegen de op HER2-gerichte TKI’s. Volgens de onderzoekers kunnen combinatiebehandelingen met CDK-remmers, immuuntherapie en middelen gericht op DNA-herstelmechanismen mogelijk voordeel opleveren.