De Duitse NEONAX-studie suggereert dat bij de behandeling van resectabel pancreascarcinoom perioperatieve chemotherapie de voorkeur verdient boven adjuvante chemotherapie. Want door te starten met neoadjuvante chemotherapie kreeg 92 procent van de patiënten een perioperatieve behandeling, ten opzichte van slechts 42 procent bij adjuvante therapie.
De NEONAX-studie was een gerandomiseerde open-label studie waarin de combinatie van gemcitabine en nab-paclitaxel werd onderzocht in twee groepen patiënten met resectabel pancreascarcinoom.1 Groep A startte met twee kuren neoadjuvante chemotherapie, gevolgd door resectie en vier kuren adjuvante chemotherapie. Groep B werd eerst geopereerd en kreeg daarna zes kuren adjuvante chemotherapie. Het primaire eindpunt van de studie was een ziektevrije overleving (DFS) van 55 procent na 18 maanden. Dit eindpunt is gebaseerd op data van de CONKO-001-studie. Om de patiënten van NEONAX te kunnen vergelijken met de deelnemers aan CONKO-001 werd een geselecteerde populatie gebruikt; de zogenoemde modified-intention-to-treat (mITT) groep.
Het primaire eindpunt werd in beide armen niet behaald. In de mITT-groep was de DFS na 18 maanden in groep A 32,2 procent (n = 39) en in groep B 41,4 procent (n = 25). De mediane DFS was respectievelijk 14,1 en 17 maanden. In de totale onderzoeksgroep (ITT) was de DFS na 18 maanden 28,7 procent in groep A (n = 59) en 19,3 procent in groep B (n = 59), met een mediane DFS van 11,4 versus 5,9 maanden.
In groep A had 28,9 procent een objectieve respons en 64,4 procent stabiele ziekte. Het optreden van progressieve ziekte was met 6,7 procent lager dan de 15 procent die was verwacht). De ziektecontrole was daarmee 93,3 procent. Er waren geen complete remissies.